zondag, oktober 17, 2010

Ontmoeting

den Haag, herfst 1955

Mam, Pap en Maud woonden in de van de Spiegelstraat en hadden in het grote oude herenhuis drie kamers gehuurd. Ook tante Wies, de jongere zuster van Mam en haar man oom Broer hadden hun onderkomen in hetzelfde pand.

Ik had voorlopig mijn kamer in de Pijnboomstraat aangehouden. Slechst een raam scheidde mijn slaap-en studeervertek van het trottoir. Het meubilair bestond uit een bed, twee stoelen, een secretaire, een tafeltje en een petroleumkachel. Het paste er allemaal precies in. De plafondlamp was alles wat ik bezat aan electrische apparatuur. In de winter riekten mijn haren en kleren naar petroleum. Dat leek niet in alle opzichten ongunstig. ' Het houdt het ongedierte op een afstand', werd mij verteld.

Gelukkig was ik toen nog verslaafd aan sigaretten. Het heeft mijn leven met zestig jaar verlengd. Op een keer wilde ik een sigaretje opsteken. Daartoe streek ik een lucifer af maar de lucifer vlamde slechts even op om direct daarop te doven. Toen na de vierde poging een lucifer niet wilde ontbranden ging er bij mij een licht op. Koolmono-oxide, CO! Ik ging de kamer uit, streek een lucifer af. En ja hoor, het stokje vatte direct vlam. Het scheelde niet veel of mijn leven was vroegtijdig beƫindigd als gevolg van een CO vergiftiging.


Mijn studiegenoot Jean-Pierre woonde bij zijn ouders in een herenhuis. Zijn slaap-en studeerkamer lag op de derde verdieping. Hoewel zijn kamer aanzienlijkgrotere afmetingen had en fraaier was ingericht dan de mijne, was ook hij voor verwarming aangewezen op een draagbare petroleumkachel. Hij sliep er niet alleen maar deelde het bed met Minou. Elke avond tussen acht en negen uur diende Minou zich aan. Zij hield niet van de drukte in de huiskamer en gaf de voorkeur aan de serene rust bij Jean-Pierre. Zacht miauwend voor de deur vroeg zij om binnen te komen. Zij slaagde er altijd in de studerende Jean -Pierre direct uit zijn concentratie te halen. Hij opende de deur en nam de zwartwit gevlekte poes in zijn armen. Hij zette Minou op de smalle vensterbank, die voor haar net breed genoeg was. Hij krabde haar zachtjes onder de kin en op de rug bij de staart. Dat vond Minou erg prettig. Dit toonde zij door de houding van een malaria muskiet aan te nemen; kop naar beneden ,achterlijf omhoog en staart strak verticaal. Na deze liefkozingen ging Jean-Pierre weer aan het werk en Minou vouwde haar lichaam op tot een pluizige bol. Vervolgens ging zij lekker soezen; een activiteit, die haar het grootste deel van de dag bezig hield.

Om een uur of elf klonk een zachte plof. Het was Minou die van de vensterbank op het gereedlggende kussen viel. Onmiddellijk legde Jean-Pierre zijn potlood neer, zette het venster en de deur wijd open, waarna hij de pit van petroleumkachel naar beneden schroefde en tenslotte het vuur uitblies. Minou, al gauw uit de lichte bedwelming bijgekomen, sprong op het bed en nestelde zich aan het voeteneind.


Het was tijdens het eten bij Mam en Pap dat Maud tegen mij zei, 'Weet je wie ik ontmoet heb? Dat raad je nooit'.

Ik schudde het hoofd zonder enige moeite te doen om het te raden.

'In 'de Bijenkorf ' heb ik Julie Portier ontmoet. Zij woont in het Statenkwartier'.

Enkele avonden later zochten wij Julie op in de Antonie Duyckstraat, waar zij met haar moeder tante Fien en haar zus Leo een etage van een villa hadden gehuurd.

Wij hadden elkaar sinds 1935 niet meer gezien. In de voorbije twintig jaar was er een oorlog en een revolutie over ons heen gekomen. Vervolgens moeste wij om redenen van veiligheid en economie ons in Holland vestigen. Desondanks werd een groot deel van de avond gevuld met het ophalen van herinneringen aan de periode dat wij buren waren in Solo. Het was maar een jaar, maar het leek veel langer. Ik ging weg uit Solo omdat Pap in het naburige Klaten een baan had gekregen. Wij waren nog lang niet uitgepraat toen wij toch echt moesten opstappen. Julie vroeg ons of wij zin hadden om mee te gaan naar een feestavond in de Dierentuin. Deze tuin herbergde al lang geen dieren meer en van de tuin was ook niet veel overgebleven. Er restte slechts een grote balzaal. Maud was verhinderd, maar ik ging met buitengewoon veel genoegen in op het aanbod.

Wij kenden elkaar van vroeger. Het werd dus geen liefde op het eerste maar op het tweede gezicht. Was ik zo stapel verliefd, dat ik last kreeg van hartkloppingen, gebrek aan eetlust en slapeloosheid?

Nee, het was veel ingrijpender. Ik had een gevoel van 'thuiskomen'. Ik was thuis gekomen om nooit meer weg te gaan

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage