zaterdag, maart 03, 2007

2. De naaste naasten

Baboe Rinus dankte haar bijnaam aan het eerste kind, dat zij lang geleden als kindermeisje verzorgde. Rinus was een neef van mijn moeder. Na Rinus paste zij op vele andere neven en nichten uit diverse gezinnen. Ze bleef in de familie. Toen ze bij ons kwam was ze al heel oud. Eigenlijk genoot ze bij ons haar pensioen. Ze paste een beetje op ons en hielp wat in de keuken. Het echte verzorgen en knuffelen van de kinderen deed mijn moeder graag zelf.

Tuinieren staat in Indonesië als arbeid heel laag aangeschreven. Waag het niet om als heer van stand als hobby te spitten, te schoffelen en te wieden. Er bestaat veel kans, dat de bedienden weglopen. Wie wil er nou dienen bij een heer, die zich bezig houdt met zulke laag bij de grondse zaken.

Het is duidelijk, dat de tuinman helemaal onderaan de ladder stond in de bedienden hiërarchie. Kebon, zoals de tuinman werd genoemd, kwam nooit het huis in. Altijd bleef hij onderaan de trap staan, om de opdrachten in ontvangst te nemen. Waarom? Waarom mocht hij niet binnenkomen? Was het vanwege zijn vuile voeten of was het de adat, die het hem verbood?

Het salaris van de bedienden bedroeg tussen de vijf en vijftien gulden. Dat was ongeveer van dezelfde orde van grootte als van een arbeider. Onze bedienden kregen echter ook nog huisvesting in de kamers op de achtergalerij, driemaal per dag een maaltijd, twee keer per jaar nieuwe kleren en bij ziekte kwam onze huisdokter. Het salaris was dus eigenlijk zakgeld.

In ons huis, onder onze ogen en zonder dat iemand het had gemerkt, was er een innige relatie opgebloeid tussen Aboe en Kokkie. Toen ze hun besluit om te trouwen kenbaar hadden gemaakt, had dit de volle instemming van mijn ouders. Voor het huwelijk was natuurlijk geld nodig.

Op een dag zag mijn moeder, dat de twee bezig waren te onderhandelen met twee tjina mindrings, Chinese woekeraars. ‘Mindring’ is afgeleid van de herhaalde verzoeken om vermindering van het af te betalen bedrag. De rente bedroeg meestal 365%, d.w.z. als je een gulden leende, moest voor elke dag een cent rente worden betaald. Mam joeg de Chinezen van het erf af, waarna ze Kokkie en Aboe bij zich riep. Mam was een beetje boos. ‘ Ik ben toch geen vreemde voor jullie. We wonen in hetzelfde huis. Als je problemen hebt, dan kom je toch bij mij. Zeg maar hoeveel je nodig hebt voor het huwelijk’. Het paar kreeg vanzelfsprekend een renteloze lening.

Op een dag kwam Kokkie bij Mam met het volgende verzoek : ‘Mevrouw, ik kan niet zo goed sparen. Het lukt beter, als u een een deel van mijn salaris inhoudt en het bedrag op een spaarbankboekje zet.’ ‘Natuurlijk wil ik het voor je doen,’ zei Mam,’ Voor elke gulden die je spaart, doe ik er nog een gulden bij.’ Na enkele jaren was het echtpaar in staat om een huisje in de desa en een lap grond te kopen.

Dagelijks deed Kokkie boodschappen op de pasar ( markt ) , waar zij collega’s ontmoette, die bij andere gezinnen dienden. Het ligt voor de hand, dat zij allerlei nieuwtjes vertelden over hun werkgevers. Zo kon de hele stad weten, wat er in de verschillende gezinnen was voorgevallen. In hun roddelpraatjes zullen ze wel enige terughoudendheid hebben betracht. De bedienden immers ontleenden een groot deel van hun eigen status aan het aanzien van de familie bij wie ze in dienst waren.

Het is wellicht nooit duidelijk gezegd: Bedienden nemen een zeer ruime plaats in in de herinnering van een ieder, die kind in Indië is geweest. Wij hadden een bijzondere band met hen. Na onze bloedverwanten waren zij ons het meest na. Zij waren voor ons de naaste naasten.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage