zondag, augustus 05, 2007

Emilia Ferdinanda

Vanzelfsprekend noemde niemand haar zoals vermeld in de titel van deze vertelling. Voor ons kinderen was zij tante Melie. Deze oudere zuster van Pap woonde naast ons in het kleinere huis. Zij was chef telefoniste geweest bij de PTT.

Om in die dagen telefonische verbinding te krijgen draaide je eerst enige malen aan de toestelkruk (slinger), vervolgens nam je de telefoon van de haak. Je kreeg dan geen ingeblikte stem te horen maar een vrouw van vlees en bloed, die vroeg met welk nummer je in contact wilde komen. De verbinding werd handmatig tot stand gebracht.
Het is van groot belang, dat de telefoniste weet wanneer een gesprek wordt beëindigd, opdat zij de verbinding kan verbreken. Met nadruk wordt daarom in het telefoonboek vermeld:

‘Vergeet niet na afloop van het gesprek de telefoon op te hangen en daarna de toestelkruk enige malen te draaien. Zulks is voor een goede en snelle bediening noodzakelijk’.
Speciaal voor de lezers die dit belangrijke voorschrift in een wellicht meer vertrouwde taal willen lezen volgt hier de vertaling:

‘Djangan loepa sehabisnja bitjara menggantoengkan telefoon diatas haak dan memoetar toestelkruk (poeteran) beberapa kali. Ini perloe sekali boeat baik-dan tjepatnja pendjagaän’.
Tijdens onweer wordt het telefoneren ontraden.

In de residentie Solo had men voor de oorlog ongeveer duizend telefoonaansluitingen op een bevolking van meer dan twee miljoen. Het waren vooral overheidsinstellingen en particuliere bedrijven, die op het telefoonnet waren aangesloten.

Hoewel tante Melie nog maar net vijftig jaar was geworden, genoot zij al een volledig pensioen. Zij was ongetrouwd gebleven. Haar tijd vulde zij met lezen, het verzorgen van een hond en het voeren van verwilderde tamme duiven. Zij vond het leuk om ons, de vier neefjes en het nichtje, over de vloer te hebben. Ook andere buurkinderen waren bij haar zeer welkom. Wij zochten haar vaak op, want zij kon mooi vertellen. Van de werkelijkheid maakte zij een mooi sprookje.


Tante Melie met haar hond

Op een tafel had tante Melie stopflessen staan met allerhande snoep zoals manisan pala (geconserveerd vruchtvlees van de muskaatnoot , bienteng djahé (gember snoepje), satroe asem (tamarinde koekje), ampjang (pinda’s in palmsuiker) en wat niet al. De bezoekende kinderen lieten zich maar al te graag volstoppen met het lekkers uit de stopflessen.

Tientallen jaren later wist tante Melie nog precies, hoe wij ons als kind gedroegen. ‘Jij, jij,’ zij wendde zich tot één van haar inmiddels volwassen neven ’ jij vroeg altijd waarom, waarom? Dan verzon ik een antwoord en dan vroeg je weer ; waarom, waarom? Op het laatst wist ik niets meer te verzinnen…’

Het moet een vrij irritant neefje geweest zijn.



0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage