zaterdag, juli 05, 2008

Avondwandeling



Djetis 18

Hier in Holland lijkt de ondergaande zon zich langs de evenaar te bewegen alvorens hij met een lichtend tipje geheel verdwijnt. Maar ook dan nog verlicht de reeds ondergegane zon lange tijd de hemel met een licht oranje gloed.
Dicht bij de evenaar in de tropen echter, lijkt de baan van de ondergaande zon loodrecht op de horizon te staan. De zon duikt met een uitbundig oranjerode gloed achter de gezichtseinder. Kort daarop wordt een schakelaar omgezet en gaat het licht uit. Volgens de klok is het avond, maar in werkelijkheid is het stikdonkere nacht.

Soms ging Pap na het avondeten met Maud en mij wandelen. Van ons huis liepen wij rechttoe rechtaan naar ons einddoel de 'Sociëteit De Vereeniging'. De afstand was ongeveer twee kilometer. Het begon al snel donker te worden. De straatlantaarns waren verre van voldoende om voor een goede verlichting te zorgen. Zij werden in hun strijd tegen de duisternis bijgestaan door de petroleumlampjes van straatventers, fietsers en rijtuigen. Dan waren er ook nog de electrische lampen van auto's en toko's (winkels). De vele kleine en grote lichtbronnen maakten een chaotische doch levendige indruk. Het bleef echter nodig om goed uit te kijken waar je liep. eerlijk gezegd vond ik het niet zo boeiend om al maar op de weg te letten. Maud nam me altijd bij de hand en kneep even als wij een onderbreking van het trottoir door een zijstraat naderden.
Vlakbij de 'Witte Paal' was toko Fen. Deze winkel rekende vrijwel uitsluitend Europeanen tot zijn klandizie. Een koelvrieskast behoorde toen nog niet tot het gebruikelijke keukenmeubilair. Met nadruk adverteerde toko Fen daarom de verkoop van vrieskamerartikelen. De vrieskamer was een opslagruimte voor worsten, ham, spek, kaas, enz.. De producten werden voor het merendeel uit Australië geïmporteerd. Om de houdbaarheid te verlengen waren de vleeswaren wat meer gezouten en gekruid. Mijn ouders kochten er vooral kaas. Deze werd met een glaasje jenever onder een glazen stolp bewaard. De alcoholische versnapering was niet bestemd voor consumptie, maar om de relatieve vochtigheid op het vereiste niveau te houden.
Ongeveer honderd meter voordat wij langs Danoeredjan liepen zagen wij zoals vaker een rij auto's staan. Danoeredjan, zo heette het paleis van de Rijksbestuurder van het sultanaat. Daar was ook het kantoor gevestigd, waar je jaarlijks een nieuwe fietspenning moest kopen. Twee poorten van twee evenwijdige muren gaven toegang tot het paleis. Tussen de paleismuren hadden zich een aantal authentiek Javaanse restaurants gevestigd. Zij verkochten de allerlekkerste goedeg en sateh kambing (geit) van het heelal. Volgens de toenmalige opvattingen was het 'not done', 'pas comm'il faut' en ongepast om zomaar tussen de Inlanders te eten. Dus parkeerde men de auto een honderd meter verderop. Met een onschuldig gezicht slenterde men naar de paleispoort om dan schielijk plaats te nemen in één van de retaurants. Daar zag men zoals was te verwachten kennissen of collega's, die op de zelfde stiekeme manier naar binnen waren geglipt.
Na een uur wandelen bereikten wij ons einddoel, de soos. Wij ploften neer in de schommelstoelen, die stonden opgesteld langs het lage smeedijzeren hek, dat het terras scheidde van het trottoir. Bij de pilaren stonden bankjes, waarop de soosbedienden zaten. Zij waren gekleed in smetteloze witte jas en broek. Als hoofdbedekking droegen zij een blangkong, een voorgevormde batik hoofddoek. De doek was zo gevouwen, dat volgens Djokja's gebruik aan de achterzijde een knop (pentol) werd gevormd. In het naburige gewest Soerakarta had men op die plaats een strik. Onder hun jas hadden zij om de heupen een batik doek geslagen, die reikte tot halverwege het bovenbeen. Hun voeten waren ongeschoeid. Eén van hen kwam snel en geluidloos naar ons toe, nadat Pap in de richting van het groepje bedienden had geknikt. Pap bestelde voor Maud en mij een flesje gekoelde Green Spot limonade. De citruslimonade zonder prik werd altijd met een rietje gedronken. Voor zichzelf nam hij een 'pait' (lett. bitter, in Holland beter bekend als borrel). De jenever werd ter plekke geschonken met een kop. Het behoorde tot de sociëteitstraditie om de mond naar het op tafel staande glaasje te brengen en de kop er af te slurpen.
Het was niet toevallig, dat Pap juist deze avond met ons was gaan wandelen. Op de eerste Woensdag van de maand speelde namelijk de militaire kapel in de muziektent. Deze bevond zich in een keurig onderhouden park naast het fort en tegenover de soos. (De soos is er niet meer, hij is tijdens de revolutie verwoest.)
Ik lette even niet op en toen stonden er opeens ook schaaltjes met zoute pinda's en emping (kroepoek van platgeslagen melindjopitten) op de tafel. Van de emping en de pinda's maakte ik krokante mini sandwiches. Ik had het nu razend druk: Met Maud praten, schommelen, naar muziek luisteren, zoutjes eten en Green Spot opzuigen.
Inlanders (Indonesiërs) schoven voorbij, bleven soms staan, keken naar ons en vervolgden hun weg. Zij waren zonder uitzondering armelijk gekleed. Wij hadden verder weinig aandacht voor dit bewegend decor.

Later, heel veel later, dacht ik weleens terug aan die avonden met Pap en Maud op het terras van de sociëteit. Aan de gekoelde Green Spot, die wij met een rietje binnen een half uur opzogen. En de Inlanders die langzaam vlak langs ons voorbij liepen. Zouden zij geweten hebben, dat een flesje citruslimonade een kwartje kostte? Een kwartje dat was het dagloon van een koelie, een ongeschoolde Inlandse arbeider.
Om de andere zondag was er kinderdansavond. Vanaf het trottoir kon je de uitbundig verlichte zaal zien. Wat zouden die voorbijschuivende Inlanders gedacht hebben bij het zien van die goed gevoede en mooi geklede kinderen? Zij dansten op voor hen vreemd klinkende muziek. Het waren zonder uitzondering Hollandse en Indo-Europese kinderen. Er was geen enkel Indonesisch kind bij. Wat zouden die Indonesiërs gedacht hebben?

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage