zondag, augustus 24, 2008

Benteng




Op 15 juni 1942 werden in Djokja alle Nederlandse mannen vanaf 17 jaar en ouder geïnterneerd in de benteng (fort Vredeburg). Het percentage Europees of Indonesisch bloed was niet van belang. In het begin mochten de gevangenen om de dag bezoek ontvangen. Op zo een bezoekmiddag vormde zich een lange rij wachtenden langs het hek van het gouverneurshuis, dat tegenover het fort lag. Als je vroeg kwam moest je weliswaar lang wachten, maar dan stond je lekker in de schaduw van een grote boom en niet in de brandende zon. Meestal gingen Maud en ik samen zonder Mam. In groepen van ongeveer twintig personen staken de bezoekers de straat over en maakten de verplichte buiging voor de Japanse schildwacht. Deze stond bij de toegang tot het terrein van de benteng.
Een dame maakte onwennig een buiging, die blijkbaar niet diep genoeg was. Een soldaat rende uit het wachtlokaal en gaf haar met een bezemsteel een paar harde meppen op haar rug. Plèk-plèk-plèk. Aan het geluid konden de omstanders tot hun opluchting horen, dat zij een corset met baleinen droeg. Maud en ik bogen braaf heel diep voor de soldaat. Wij hadden slechts dunne katoenen kleren aan.
Daarna volgde een vast ritueel in het huisje van de wachtcommandat: Weer een diepe buiging. Wij moesten de spullen opgeven, die wij bij ons hadden. De controle was aanzienlijk milder als je de artikelen in het Japans kon opnoemen: pang, banana, ifuku. Dat is brood, bananen en kleren. (De Japanners hebben eeuwen geleden het broodbakken van de Spanjaarden geleerd en ook de benaming pan[g] overgenomen.) Eten en kleren verpakten wij in een bèsèk, een doos van gevlochten bamboe. Hoewel het ten strengste was verboden berichten van geallieerde radiostations in Australië te beluisteren, waren er moedige lieden, die het verbod negeerden. Wij kenden één van hen. Zo verstopten wij een briefje met nieuws van het oorlogsfront tussen het bamboe vlechtwerk. Gezien de draconische straffen die je kreeg bij ontdekking hielden wij daar al gauw mee op.
Bij de poort van de benteng waren lange tafels in elkaars verlengde opgesteld. De gevangenen en de bezoekers stonden tegen over elkaar aan weerszijden van de rij tafels.
In elk internerinskamp waren er altijd verraders, die met de bewakers samenspanden in ruil voor bepaalde gunsten. Voorzichtigheid was geboden bij het doorgeven van nieuwsberichten. Vaak waren de berichten al een paar weken oud voordat wij er van hoorden. Zo vertelde ik Jan met gedempte stem, 'Op Mams verjaardag hebben wij lekker zeeslag gegeten met gele Midway rijst. Als toetje kregen wij Japanse vloot met totaal verslagen slagroom.'
(De zeeslag tussen de Japanse en Amerikaanse vloot bij Midway vond plaats op 3 en 4 juni 1942. De Japanners verloren vier vliegdekschepen en daarmee ook driehonderd ervaren piloten. De laatsten bleken nauwelijks vervangbaar. Nieuwe piloten konden tijdens hun opleiding niet voldoende vlieguren maken wegens schaarste aan brandstof.De zeeslag bij Midway was het keerpunt van de oorlog in de Stille Oceaan.Het was voor een ieder volkomen duidelijk, dat de Amerikanen zouden winnen. Desondanks bleven de Japanners met doodsverachtng nog drie jaar doorvechten.)
De cuisine van de benteng zou zeker nog geen aanspraak kunnen maken op een Michelinster. Toch moet gezegd worden , dat het eten redelijk smakelijk en voldoende was. Zo serveerde de keuken 'bronkos', een bekende Midden-Javaanse specialiteit. Het is een donkerbruine sajoer. Deze soep is een compositie van kloewek noten, klappermelk, tahoe, wat vlees en kruiden. Hoewel de bruine kleur van de soep zoals die in de benteng werd geserveerd visueel aan alle esthetische voldeed, bestond er wat smaak betreft een nuance verschil met wat vele geïnterneerden thuis gewend waren. De bronkos werd daarom omgedoopt in broekhoest.
Er waren in de jaren 1942/1943 nog voldoende voedselvoorraden. Zelfs de gevangenen leden geen honger. Wel werd het regime steeds strenger. Na een aantal maanden mochten wij de gevangenen niet meer spreken en alleen maar pakjes afgeven.
Binnen de muren van het fort is een hoog gebouw met een galerij. Deze heeft een verbreding, een soort balkon, die boven de muren uitsteekt. Daarop kunnen meerdere personen staan. Hoe wij het hadden afgesproken weet ik niet meer. Om de andere dag, op een bepaald tijdstip, fietsten Maud en ik langs de weg tussen Pasar Gdé (Grote Markt) en de muur van het fort. Wij keken alleen maar naar Jan en knikten. Vanzelfsprekend waren wij niet de enige familieleden van de gevangenen, die langs fietsten. Het duurde niet lang of het balkon werd afgedekt met gevlochten bamboe.

(Het fort Vredeburg is nu een museum. Zo kon ik een halve eeuw later op het balkon staan waar Jan eens stond. Ik keek naar de weg, waar Maud en ik ooit om de andere dag langs fietsten om onze broer te zien. Jan, Maud en ik waren toen respectievelijk 18, 16 en 13 jaar.)

1 reacties:

Op woensdag, 19 november, 2008 , Blogger terrylims zei...

Beste meneer Doppert, Het was interessant om de Indische belevenissen te lezen, in soms leuke taal ook nog. Zelf was ik als kind [peranakan] in Garut [W Java] in 1945. Nu probeer ik een kinderboek te schrijven [in het Engels] met als achtergrond het einde van de Japanse bezettingstijd. Ik zoek naar gegevens in meer details, bijv. hoe werden de scholen gesloten? Mededeling van Japanners? Hollanders? Weet U daar misschien iets van af? Als het kan, graag bericht hierover. Alvast bedankt. En ook nog bedankt voor het schrijven van de herinneringen. Terry/Trees

 

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage