zaterdag, maart 06, 2010

Kain en Adel

Onregelmatig, maar toch wel vaak logeerden wij een weekend in Den Haag. Onze vaste stek was hotel Bel Air. Niet in de laatste plaats genoot dit hotel onze voorkeur door de aanwezigheid van het overdekte zwembad. Een paar baantjes trekken was gezond en nog belangrijker, je kreeg er een enorme trek van. Dat was ook de bedoeling; wij waren vaste klanten van het restaurant Sriwedari. Deze eetgelegenheid was vernoemd naar een pretpark in Solo. Het is duidelijk, dat de keuken het stempel droeg van de Vorstenlanden, Soerakarta en Yogyakarta, waar onze voorouders zich bijna twee eeuwen geleden hadden gevestigd.

Sophie, de eigenaresse van dit etablissement, was geboren en getogen in Solo. Zij kwam altijd even bij ons zitten.Wij vertelden elkaar dan allerlei dingen over deze stad van toen en nu.

Opeens en heel toevallig kwamen Sophie en wij tot de ontdekking dat wij met dezelfde persoon in Solo vriendschappelijke betrekkingen onderhielden. In het voormalig Nederlands Indië kende men in de grote steden Neutrale Scholen, zoals die in Solo.. Het waren particuliere instellingen waar Lager Onderwijs werd gegeven. Deze scholen werden voor 2/3 van de kosten door het Gouvernement gesubsidieerd. Het schoolgeld was aanzienlijk hoger dan dat van andere typen Lager Onderwijs. De kinderen kregen er wel veel voor terug. Reeds in de lagere klassen werden jaarlijks toneelstukken ingestudeerd. Deze werden opgevoerd in de Schouwburg van Solo. Het publiek bestond uit de ouders en de kinderen die dit keer niet meespeelden.















Circa 1934. De jongens dragen bruine en de meisjes witte konijnen pakjes
Tweede rij zittend, van links naar rechts:Bob Ngabehi, Julie Portier, ? , Tineke Ngabehi
De kinderen zijn moeilijk te herkennen wie ze zijn

De hele schoolperiode waren Bob Ngabehi en zijn zuster Tineke klasgenoten van Julie Portier. Bob zou later Pakoe Boewono XII van Soerakarta worden. Dit was begin dertiger jaren van de vorige eeuw niet vanzelfsprekend. Zijn grootvader, PBX, gaf er de voorkeur aan, dat hij zou worden opgevolgd door zijn zoon prins Kusumoyudo. Het Gouvernement besliste echter, dat een andere zoon, prins Ngabehi, als PB XI op de troon van Surakarta moest komen.

Tineke Ngabehi en Julie Portier konden het goed met elkaar vinden. Zij kwamen op elkaars verjaardagen. Op Tinekes verjaardag werden de gasten met hofauto's opgehaald. In één van de pendopo's, open ontvangst zalen, werden dan allerlei spelletjes gespeeld. Tinekes moeder begeleidde op de piano de verjaarsliedjes.

Als Julie jarig was kwam Tineke met kostbare cadeaus. Twee beursjes van Kendari's zilver vormen een blijvende herinnering aan Tineke. Zij is vrij jong overleden.

In 1939 volgde prins Ngabehi zijn vader op als PBXI. Zijn regeerperiode was kort. Hij overleed in juni 1945 kort voor het einde van de Tweede Wereldoorlog. Onervaren en nauwelijks voorbereid werd Bob op twintigjarige leeftijd ingehuldigd als Paku Buwono XII.

Op 17 augustus 1945 werd de Republik Indonesia uitgeroepen. Het Rijk van de Sunan van Surakarta schrompelde ineen. De grens werd nu gevormd door de muren van de Kraton.



Deze foto van de vijfde klas van de Neutrale School in Solo is in 1937 genomen. Bovenste rij v.l.n.r. : ?, ?, Siegfried Banse, Tonny Berkman (zoon van het schoolhoofd), Carl Kummer, Toon van Rhoon, Ferry Smeets.
Tweede rij van boven v.l,n.r. : Nesta van Wijlen, Toeti Ong, Reina Mulder, Suyati Purbonegoro, Hetty Haringhuizen, Julie Portier, Ronny Schrijvers van Zenden, Ilse Lammers Lisnet, klasse onderwijzer de heer Terpstra.
Derde rij van boven, zittende kinderen v.l.n.r.: Carla Broers, Molly Klerks, Greetje van Höven Sterling, Hilleke Bansen, Tineke Ngabehi, Talita Notodiningrat, Ilse Geesink
Vierde rij van boven, op de grond zittend, v.l.n.r. : Bobbie Ngabehi, Nico Hogervorst, Paul Lenearts, ?, ?, ?, ?,?, ?.
In de klas van Julie zaten in totaal vier kleinkinderen van Sunan Paku Buwono X. Behalve Bob en Tineke Ngabehi waren dat ook Suyati Purbonegoro en Rudie Suriohamijoyo.

Prins Purbonegoro, Suyati's vader, had de Konnklijke Militaire Academie in Breda gevolgd. Hij werd commandant van de Kratontroepen en kreeg de rang van kolonel. Het gezin woonde op de Poerwosariweg, die thans Jalan Brig.Jen.Selamat Rijadi heet. Hun voormalig huis, dat tegenover het Sriwedari park ligt, dient nu als hotel. Nadat de Japanners Java hadden bezet, kwam Purbonegoro in krijgsgevangenschap. Na zijn bevrijding in 1945 vroeg hij direct aan de Koningin Wilhelmina ontheffing van zijn eed van trouw, zodat hij zich kon voegen bij het Indonesische Republikeinse Leger, dat een strijd voerde tegen de Nederlandse koloniale overheersers. Hij stierf reeds in 1947.

Rond 1950 trouwde Suyati met haar neef prins Prabuwijoyo. 'Als je in de Hollandse tijd op de middelbare school zat, kreeg je ook les in Engels, Frans en Duits. De Indonesische regering nam deze ex-leerlingen graag aan om hen in de diverse ambassades te laten werken. Mijn man was cultureel attaché. Wij hebben in Washington, Tokio en New Delhi gewoond. Hij heeft vroeger in Leiden gestudeerd. Op drie oktober moest het hele gezin, of de kinderen het lekker vonden of niet, hutspot eten. Ook heb ik van hem moeten leren erwtensoep te maken', aldus Suyati

De vader van Rudie, Prins Suriohamijoyo, was adjudant van zijn eigen vader de Sunan. Toen Rudie volwassen werd kreeg hij een naam, die klinkt als een gamelan orkest: Kanjeng Pangeran Hario Hamijoyo Surendro; de eerste drie zijn prinselijke titels. Voor intimi bleef hij natuurlijk gewoon Rudie heten.

Het zwembad in Solo heette Tirtomoyo. Het zwembad was uitsluitend toegankelijk voor Europeanen en Indo Europeanen. De rassenscheiding werd echter niet zo erg streng doorgevoerd. Inlanders, zoals Indonesiërs toen genoemd werden, mochten best ook wel van hetzelfde zwemwater gebruik maken. Maar dan alleen op Donderdag, want Vrijdag werd het bad schoongemaakt en het water ververst. Er was echter een brutaal Inlands meisje, dat ook op andere dagen in de week dan

uitsluitend op Donderdag ging zwemmen. De aanwezige volwassenen zagen met verbazing en afkeuring aan hoe zo een Inlands kind speelde en zwom met de Europese kinderen. Dat was toch ongehoord! Waarom was zij bij de ingang van het zwembad niet tegengehouden?

Het meisje heette Talita Notodinigrat. Het personeel van Tirtomoyo wist, dat zij het nichtje was van prins Paku Alam VII. Niemand durfde of wilde haar tegenhouden.

Op de Neutrale Lagere School zat Satuti twee klassen hoger dan Julie. Zij was een klasgenoot van Truus, de oudere zus van Julie. Wij, Julie Doppert- Portier en Louis Doppert, zijn Suyati en haar man Sindoro in 1980 veel dank verschuldigd. Zij hebben ons in Solo in letterlijke en figuurlijke zin rondgeleid en veel verteld over de Javaanse cultuur en gebruiken. Toen onze kinderen als rugzaktoeristen door Indonesië trokken,vonden zij bij hen altijd een gastvrij onderkomen.

Satuti is een nicht van prins MankunegoroVIII.

Ik vroeg haar een keer,' Tuti, je mag toch eigenlijk de vrouwelijke adellijke titel Raden Ayu dragen?' ' Ach wel nee.Wij leven toch in een Republiek. Ik ben gewoon een ibu, hoor.'

Ibu betekent zowel moeder als mevrouw. In Indonesië is de Bahasa Indonesia de officiële taal. In Midden en Oost Java spreekt men ook nog Javaans, de regionale taal, die met het Indonesisch ongeveer dezelfde verwantschap heeft als het Nederlands met het Duits. Mijn voorouders hebben anderhalve eeuw in het Javaanse taalgebied gewoond. Een groot aantal van deze voorouders is van Javaanse origine. Tot mijn zeventiende woonde ik in Oost en Midden Java. Desondanks is mijn kennis van het Javaans heel beperkt. Het is ook niet eenvoudig. Hoog Javaans, Kromo, spreek je tegen een persoon met een hogere rang en Laag Javaans, Ngoko, bezig je wanneer het een persoon met een lagere sociale status betreft.

'Tuti, je gebruikt tegen de koetsier van de andong Kromo en Ngoko door elkaar.' merkte ik een keer op.

' Niet zomaar door elkaar. Er zijn bepaalde regels voor. Je spreekt op deze manier, wanneer je beleefd en vriendelijk wil zijn tegen iemand, die maatschappelijk lager staat.'

Op een avond zaten Julie en ik gezellig te kletsen met een paar Indonesische vrienden in de lobby van ons hotel. Het viel mij op, dat zij soms in koor glimlachten terwijl er niets te glimlachen viel. Opeens had ik het in de gaten. Het sein voor het koor werd stilzwijgend gegeven, als ik Julie aanraakte en haar zodoende om extra aandacht vroeg. Ik had de boodschap begrepen; het is voor een man ongepast een vrouw in het openbaar aan te raken zelfs al is het je eigen echtgenote.

Zij glimlachten vertederd en vergevingsgezind. Deze vrienden uit Europa konden immers deze gedragsregel niet weten.

De man van Satuti is KRMT Sundoro Mintuno . Hij is een verre neef van haar en behoort ook tot de Mangkunegaran familie. De adellijke titels KRMT staan voor Kanjeng Raden Mas Temenggung. De titels Raden Mas kreeg hij waarschijnlijk bij geboorte, maar Kanjeng en Temenggug ontving hij voor zijn culturele en economische diensten voor het prinsdom Mangkunegaran.

Lange tijd was Sundoro de directeur van de gamelan fabriek 'Leppin'. Naast het geven van leiding had hij ook een technische inbreng; hij bezit namelijk een gehoor als dat van een pianostemmer.

Een gamelan ensemble kan bestaan uit 70 tot 80 instrumenten. Deze instrumenten zijn op elkaar afgestemd, dat wil zeggen dat de losse instrumenten van verschillende verzamelingen niet onderling uitwisselbaar zijn. Het mooiste geluid komt van de gamelan 'Kyai Kanyut Mesem' hetgeen betekent 'Heer, die Verleidt tot een Glimlach'. Deze instrumenten bevinden zich in de Pendopo Ageng van het Istana Mangkunegaran, de open ontvangstzaal van het paleis.

In de fabriek Leppin worden zo goed mogelijke kopieën gemaakt van de Kyai Kanyut Mesem. Heel veel Indonesische ambassades hebben een gamelan afkomstig uit deze fabriek.

Het is niet noodzakelijk dat een ensemble uit zoveel instrumenten bestaat. Een tiental is voldoende om te zorgen voor aangename muziek.

Toen wij Sundoro tijdens het begin van een vakantie weer ontmoetten vertelde hij dat hem de titel Hario was toegekend en zijn naam Mintuno was vervangen door Widyodipuro. Het was nu dus KRMTH Sundoro Widyodipuro.

Ik feliciteerde hem met zijn bevordering.

'Ach, het heeft niets om het lijf'' , lachte hij, ' Je weet dat acht voor ons een geluksgetal is. Vierenzestig is dus geluk in het kwadraat. Ik kreeg de titel Hario ter gelegenheid van mijn vierenzestigste verjaardag.'

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1985 voltrok zich in Solo een enorme cultuurhistorische ramp. Een felle brand verwoestte de belangrijkste gebouwen van het paleis van Bob, die inmiddels Sunan Paku Buwono XII was geworden. De brandweerauto's waren niet in staat door de nauwe poorten van de kraton te rijden. De kranen in het paleis gaven niet voldoende water. Machteloos moest men toezien hoe de brand de gebouwen verwoestte. Gesmolten goud baande zich door de spleten van de vloer naar de fundering. De oorzaak van de brand was een kortsluiting als gevolg van slecht onderhoud. Het paleis was niet tegen brand verzekerd. De hoge kosten van goed onderhoud en een degelijke verzekering konden alleen gedragen worden door een vorst, die kon putten uit de belastinggelden van een volk. Maar de Sunan heerste niet zoals zijn voorvaderen over een volk. Hij zat slechts op de 'dampar kencono', de gouden troon, om de Javaanse cultuur en tradities in stand te houden en te bewaren.

Er werd een fonds opgericht voor de herbouw van het paleis. De donaties van Indonesische welgestelden en instellingen stroomden binnen. Maar was er in het buitenland met name Nederland ook interesse in de Javaanse cultuur?

Een dansgroep uit Solo, die traditonele Javaanse dansen uitvoerde, werd met groot enthousiasme ontvangen op de Pasar Malam Besar in de Haagse Houtrust hallen. De danseressen en dansers waren vrijwel uitsluitend kinderen of kleinkinderen van de Sunan. Deze dansen behoren bij de opvoeding van prinsen en prinsessen. Zij mogen alleen uitgevoerd worden in het paleis of in aanwezigheid van hun vader. Sunan Paku Buwono XII kwam daarom met hen mee.

Julie en ik hadden al enkele jaren achtereen als vrijwilligers in een stand op de Pasar Malam gestaan met als doel het verstrekken van informatie over de cultuur van Indonesië. Deze stand werd nu ingericht voor het ontvangen van donaties voor de herbouw van het afgebrande paleis Surakarta Hadiningrat.

'Als het paleis van een ex-klasgenoot in vlammen is opgegaan dan spreekt het toch vanzelf, dat je geld voor hem inzamelt,' vond Julie.

'Je grootmoeder, Mah, heeft haar jonge jaren in schaduw van dat paleis geleefd', vertelde mijn moeder.

Julie en ik waren daarom zeer gemotiveerd om in de 'kraton-stand' te staan. Ik nam er enkele dagen verlof voor.

De Pasar Malam werd geopend met een voorstelling van klassieke Javaanse dansen. Deze werden zoals eerder vermeld uitgevoerd door de dochters en zonen van de Sunan, die dus zelf ook aanwezig was. Julie en ik hadden als stand medewerkers vrijkaartjes gekregen om deze dansuitvoering bij te wonen. Na de voorstelling had zich links en rechts van de uitgang een rij geformeerd om de Sunan van dichtbij te zien. Toen hij ons tot op korte afstand was genaderd, legde ik ter aanmoediging mijn hand op Julies rug, 'Vraag of hij je nog kent.'

Julie deed een stap naar voor. 'Weet u nog wie ik ben? Ik ben Julie Portier'.

' Julie Portier! Natuurlijk weet ik nog wie je bent.'

' Moet ik u Hoogheid of Bob noemen?'

' Bob natuurlijk. Zien wij elkaar straks nog?'

' Vast wel.' verzekerde Julie














Foto genomen in 1985 op De 'Kratonstand' op de Pasar Malam Besar, Den Haag.

Van rechts naar links. Julie, Bob de Sunan, Charles Manders en onbekenden

Dezelfde avond bracht de Sunan natuurlijk een bezoek aan de 'Kratonstand'.

'Wat doe jij hier?', vroeg hij Julie.

'Geld inzamelen voor jouw afgebrande paleis natuurlijk'.

Deze ontmoeting met Julie moet bij de Sunan een grotere emotie hebben opgewekt dan wij toen vermoedden. De vrouw, die geld inzamelde voor zijn afgebrande paleis was niet slechts een vroegere klasgenote, maar ook het meisje waar hij als jongen stiekem verliefd op was. Zijn nicht Suyati had het een keer aan Julie verklapt.

Heel toevallig had Julie een paar maanden eerder bij ons thuis een reünie georganiseerd van haar ex-klasgenoten van de Neutrale School in Solo. Opgeroepen middels een paar slagen en een roffel op de 'tong tong' waren zij allen present op de Pasar Malam om Bob te ontmoeten. Menig krant wijdde enkele zinnen aan deze bijeenkomst.










De pendopo Ageng Sasono Sewoko, de troonzaal na voltooiïng van de herbouw. Deze is een exacte copie van het vroegere gebouw.

In 1987 bezochten wij Indonesië voor een tweede maal en logeerden in Solo weer in het gezellige Mangkunegaran Palace hotel, dat in de tuin van het paleis is opgetrokken. Al de volgende dag kwamen Satuti en Sundoro ons opzoeken. Het was een hartvewarmend weerzien. Zij zouden de Sunan op de hoogte brengen van onze aanwezigheid. Al gauw belde hij ons op, dat hij graag even langs kwam.









1987 Bob de Sunan zocht ons op in het Mangkunegaran Palace hotel. Julie en Bob haalden herinneringen op uit hun Lagere Schooltijd.

De Sunan gedroeg zich heel ontspannen en ongedwongen toen hij ons weer ontmoette. Hij legde een pakje op de salontafel naast de klassefoto uit 1937, die Julie had klaargelegd. Julie en de Sunan, die er op stond om Bob genoemd te worden bekeken eerst de foto. Zij hadden duidelijk plezier in het ophalen van hun gezamenlijke herinneringen.

'Achteraf beschouwd is die tijd op de Lagere School beslist de mooiste periode uit mijn leven geweest. Het was een heerlijke tijd zonder zorgen'. Na deze met grote stelligheid uitgesproken vaststelling, knikte Bob in de richting van het pakje op de tafel.

'Mijn moeder is duizend dagen geleden gestorven. Het is bij ons de gewoonte om de overledene op deze duizendste dag te gedenken. Ik heb van een mooi schilderij van haar een foto laten maken. Deze foto heb ik gegeven aan mijn familieleden. Alsjeblieft, voor jullie.'

Julie maakte het pakje open. De ingelijste foto was boven voorzien van het wapen van de Sunans en daaronder werd in enkele regels aangegeven wie zij was. Julie herkende haar als de moeder van Tineke bij wie zij zo vaak op verjaarsvisite was gekomen. Het moet ongeveer in 1935 geweest zijn, dat de Gusti Kanjeng Ratu zich had laten schilderen.

'Bob, ik voel mij erg vereerd, maar ik kan het toch niet aannemen. Wij zijn toch geen familie van je.'

Inderdaad, Julie en ik zijn geen familie van Bob. Wij zijn nakomelingen van soldaten van de VOC. Hoewel de Verenigde Oost Indische Compagnie een particuliere onderneming was, hield zij er een eigen leger op na. De manschappen bestonden voor het merendeel uit Hollanders. Het leger werd aangevuld door Duitsers, Fransen en Joden uit diverse Europese landen. Het waren arme lieden die in Oost- Indië een betere toekomst hoopten op te bouwen. Dat was niet zonder risico. De tien maanden durende reis per zeilschip was voor de eenvoudige soldaten weinig comfortabel. Onbekende tropische ziekten en onvoldoende aanpassing aan de tropische omstandigheden zouden hun tol eisen. Niet lang na aankomst in Batavia overleed ongeveer de helft van de soldaten. Onze stamvaders waren overlevers.

'Het is de foto van mijn moeder. Ik mag hem toch geven aan wie ik wil!'

'Hebben jullie voor overmorgenavond al plannen gemaakt?'

Wij schudden het hoofd, 'Nee, wij zien wel wat wij zullen doen.'

'Dan nodig ik jullie uit om met mij te gaan eten. Ik neem dan mijn kinderen mee. Ongeveer om zeven uur kom ik jullie ophalen'.

Die bewuste avond kwam Satuti bij ons langs. 'Gaan jullie met de Sunan uit eten? Mag ik even blijven om hem te ontmoeten. Ik heb hem al lang niet gezien. Misschien mag ik mee, dan kan ik als tolk dienen tussen Claudine en de prinsen.

'Je moet straks opletten', vervolgde zij, 'Elke keer als ik iets tegen de Sunan wil zeggen, maak ik een sembah en vraag daarmee om zijn toestemming. Het hoeft niet meer, maar wij houden graag de tradities in stand. Jullie in Holland hebben toch ook zo iets; een kerstboom met kerstmis .....Hoe heet dat toch alweer...'

'Folklore'.

' Folklore....Dat woord heb ik in geen vijftig jaar gehoord'.

Tegen half acht kwam Bob ons ophalen. Er was nog even tijd voor een kop thee.

Heimelijk lette ik op Satuti. Inderdaad, voordat zij wat tegen Bob zei, bracht zij nauwelijks merkbaar haar handpalmen even tegen elkaar. Zoals een katholiek een kruisteken maakt in een gezelschap van gereformeerden.

Toen het tijd werd om te vertrekken wendde Bob zich tot Satuti, 'Ayo mèlu'.

Dat was Laag-Javaans voor, 'Kom mee'. Ik vond het vrij grof klinken, maar dat was nou eenmmaal de 'adat', de traditionele gewoonte. Bob was de Sunan van Surakarta en Satuti slechts een prinses uit het vorstenhuis Mangkunegaran.

In de tropen is de schemering van korte duur. Het was pikdonker toen wij om acht uur 's avonds naar het restaurant reden. Als onze auto een verkeerslicht naderde dan ging het 'automatisch' op groen. De agenten, die de verkeerslichten met de hand bedienden, konden kennelijk de auto van de Sunan herkennen ondanks de duisternis. Dit dienstbetoon was toch wel opmerkelijk, aangezien de Sunan geen overheidsfunctie van betekenis vervulde.

In het restaurant werd de Sunan met zijn gasten en familie met veel eerbetoon ontvangen.








1987 Diner met de Sunan. Met de klok mee: Satuti, in rode jurk; Louis; Bob, de Sunan en Julie. Onze dochter Claudine heeft de foto genomen.

Julie nam plaats op een gereedstaande stoel en legde haar tas op de vloer. De Sunan wenkte naar een dienstertje, 'Gendoh, gendoh'. Het meisje kwam snel aanlopen. 'Krosi', zei de Sunan en knikte in de richting van Julies tas. Er werd een stoel aangeschoven, zodat de tas van zijn ex-klasgenote een waardige plek kon krijgen.

Wat wij aten? De hoofdschotel bestond uit 'burung merpati goreng', gebraden duiven.

Enkele avonden later nam Bob ons mee naar een winkel waar kunstvoorwerpen en hoogwaardige souvenirs werden verkocht. Wij zochten aardige dingen uit voor de kinderen. Ik wilde natuurlijk alles zelf betalen, maar dat werd mij streng verboden. Voor Julie en mij had Bob een stuk houtsnijwerk uitgezocht, dat als een schilderij aan de muur kon hangen. Het stelt Bimo voor die een draak doodsteekt en zodoende de overwinnaar wordt in het gevecht. Dit Indiase epos is duidelijk een voorloper van 'St. Joris en de draak'. Het betreft namelijk één van de verhalen uit de Mahabarata. Wij mochten onder andere een keuze maken uit een aantal uit leer gesneden poppen, die gebruikt worden voor een wayang kulit voorstelling, dat is een schimmenspel. Ik koos de pop Gatotkoco, de zoon van Bimo en de vrouwelijke demon Hidimba.










Vacantie in Indonesië (1993) Op weg naar Pelabuan Ratu

In Indonesië is bij de middenklasse een algemeen in gebruik zijnde dagelijkse handeling in de loop der tijd afgekalfd tot een speciale gebeurtenis, die lang niet meer iedere dag plaats vindt. Hiermee bedoel ik de manier waarop men het voedsel met de hand naar de mond brengt. Met de vingers kneed men de rijst met wat toespijs tot een kegel, die men vervolgens met de duim in de mond schuift. Op deze manier kan men niet alleen zien, ruiken en proeven maar ook voelen wat men eet. Het is duidelijk, dat men deze extra dimensie in de eetcultuur graag wil laten voortbestaan. Er zijn restaurants die hierop weten in te spelen. Indonesiërs zijn zodoende in een etablissement waar met de hand wordt gegeten gezellig onder elkaar. Soms heeft de eetgelegenheid een aparte zaal waar men op een matje zit en het eten op een pisangblad wordt geserveerd. Voor verdwaalde toeristen is bestek aanwezig.

'Pondok Bambu' was in Solo één van de restaurants waar men op deze authentiek Indonesische manier kon eten. Wij nodigden onze vrienden uit om daar samen met onze kinderen en hun partners de avondmaaltijd te gebruiken. Julie vroeg aan Suyati en Satuti of zij zich voor deze gelegenheid in traditionele kleding wilden steken.



( 1993 )Suyati en Satuti verschenen in traditionele kleding

Dat is aanzienlijk meer werk dan om een westerse jurk aan te trekken. Maar het is moeilijk Julie iets te weigeren; ik ben wat dat betreft een ervarings deskundige. Inderdaad voldeden de twee aan het verzoek. Zij droegen zijden kabaya's met bijpassende selendangs en gebatikte kains. Een kabaya is een jasje dat vaak gedragen wordt in combinatie met de selendang, een driekwart meter brede en twee meter lange doek. Deze wordt bij feestelijke gelegenheden over een schouder gedrapeerd. In de werksituatie echter, gebruikt men de selendang als draagdoek om een klein kind op de heup te dragen of een mand met koopwaar op de rug te transporteren. De kain is een gebatikte doek van ruim een meter breed en twee en een halve meter lang. Hij moet enkele malen om de heupen en benen worden geslagen. Het is vrij omslachtig. Maar ook hier deed de techniek zijn intrede. Verscholen achter een plooi bevindt zich nu vaak een lange ritssluiting.

Suyati en Satuti konden heel wat complimenten oogsten.

Mijn grootmoeders waren doorgaans op deze wijze gekleed. Mijn Oma van moederskant droeg altijd een witte kabaya. Dit was gebruikelijk bij Christenvrouwen. Het jasje was afgezet met kant. Van grootmoeder van vaders kant herinner ik mij, dat zij gebloemde kabaya's droeg. Ze waren donker van kleur vanwege haar gevorderde leeftijd. Het jasje werd gesloten met drie gouden spelden, die met elkaar door een kettinkje waren verbonden.

Wij zagen het niet zitten om zittend op de vloer de maaltijd te nuttigen en lieten comfort prevaleren boven authenticiteit. Wij kozen voor de zaal met eettafel en stoelen. Wel aten wij met de hand.

Naast elk bord was een vingerkom geplaatst waarin een schijfje limoen dreef. De bedoeling was om het vet door zure hydrolyse af te breken. Tot mijn verrassing bleek het zeer effectief. Mijn handen voelden na de behandeling met limoenwater totaal niet meer vettig aan.








Solo Restaurant Pondok Bambu (1993)

Van rechts naar links: Louis, Suyati, Rudie en Julie

Er werden herinneringen opgehaald uit de Lagere Schooltijd. De conversatie was bijzonder geanimeerd en zeer ongestructureerd. Ik kan mij niet meer precies herinneren aan wie ik welke uitspraak moet toeschrijven.Wij herinnerden ons de aubades op de 'aloon-aloon' waar wij schoolkinderen vaderlandse liedjes ten gehore moesten brengen ter gelegenheid van de verjaardag van koningin Wilhelmina op 31 augustus. De liederen waren niet erg afgestemd op de kinderen, die waren geboren en getogen in de kolonie Nederlandsch Indië.

'Ik moest zingen,'Waar de blanke top der duinen, Neerlands smalle kust begroet', en ik wist niet eens wat een duin was.'

'Weet je nog dat Tweede Volkslied? 'Wien Neerlands bloed door d'aderen vloeit........Van vreemde smetten vrij'. Ik snapte eigenlijk niet wat er mee werd bedoeld en zong desondanks keihard mee. Echt raar,want ik ben immers van top tot teen uit vreemde smetten opgebouwd!'

'En dan was er nog dat liedje 'Tisplig'. Ja wij noemden het 'Tisplig'. Dat ging zo,' 'T is plicht, dat iedere jongen voor d'onafhankelijkheid......van zijn geliefde vaderland......zijn beste krachten wijdt..'

'Het lijkt er op, dat het koloniale bestuur jullie gestimuleerd heeft om tegen hen in opstand te komen', merkte ik op. Om deze constatering werd breed geglimlacht. Wij spraken verder nooit over de tijd dat leden van onze families tegenover elkaar hadden gestaan tijdens de Indonesische onafhankelijkheids oorlog. Er was een code, waar beide partijen zich aan hadden gehouden:

Persoonlijke vriendschap staat boven politieke vijandschap. Het was een afspraak, waarover slechts in vertrouwde kring werd gesproken. Weigeren op een vijand te schieten was immers verraad.

Deze geheime ongeschreven wet heeft een onbekend aantal levens gespaard.

In Rotterdam werd in 1992 een tentoonstelling gehouden van Indonesische regalia, voorwerpen die onverbrekelijk verbonden zijn met de vorstelijke waardigheid. De meeste vorsten waren ook naar Holland gekomen om toelichting te geven op de tentoongestelde objecten. Voor hen waren diverse ontmoetingen gearrangeerd met als hoogtepunt een ontvangst bij koningin Beatrix. Gelukkig was niet hun hele agenda gevuld. Er bleef ook tijd voor gezellige onderonsjes. Eén van de ontmoetingsplaatsen was het knusse restaurant Sriwedari, waar Julie en ik tot de vaste clientèle behoorden. Sophie, de eigenaresse van deze eetgelegenheid nodigde ons uit hierbij aanwezig te zijn.












Restaurant Sriwedari, Den Haag (1992)

Op de voorgrond Bob. Daarachter nog juist zichtbaar, Julie

Er was een buffet van nasi tumpeng. Deze bestaat uit een kegelvormige berg gele rijst versierd met repen omelet, gehaktballetjes en enkele rode pepers rond de top. Daarnaast lagen er schalen met diverse toespijzen. Niet geheel toevallig behoorde Bob tot de aanwezigen. Er werd vaak van plaats gewisseld. Zo kwam ik te zitten naast prinses Rini van Ternate.

Van mij, die in het kamp ooit een beerput leeg schepte; van mij, die ooit talloze malen met een bezem de perrons van Staatsspoor had schoongeveegd om wat bij te verdienen ter aanvulling van mijn studietoelage; van mij mocht toch niet worden verwacht, dat ik op de hoogte kon zijn van het protocol aan het hof van de sultan van Ternate?

Dus vroeg ik haar, 'Hoe moet ik u aanspreken, met mevrouw of hoogheid?'

'Zeg maar Rini', antwoordde zij, 'Dat praat makkelijker.'

Uiteraard was ik zeer verrast en complimenteerde haar met het feit, dat zij nog zo goed de Nederlandse taal beheerste.

'Ja natuurlijk. Ook al die jaren in Australië spraken wij Nederlands met elkaar.'

'In Australië?'

'Toen in 1942 de Japanners naderden, landde op Ternate een Nederlandse bommenwerper, die de hele sultans familie naar het veilige Australië overvloog.'

'Ik heb daar in de oorlogsjaren een geweldig leuke jeugd gehad,' vervolgde zij, 'Maar ik voel mij er altijd schuldig over. Ons volk heeft het gedurende de oorlog heel moeilijk gehad. Het eiland Ternate is erg afhankelijk van de import van levensmiddelen. Tijdens de oorlog stagneerde de import. Het Japanse leger had in Indonesië grote hoeveelheden rijst en andere landbouwproducten geconfisceerd ten behoeve van hun soldaten aan het front. Er werd op Ternate honger geleden. Tot overmaat van ramp eisten de Japanners van onze mannen, dat zij het vliegveld van Ternate moesten vergroten. Er zijn er heel wat door uitputting omgekomen. Toen wij in 1945 teruggekeerden waren de sporen van deze ellende nog duidelijk zichtbaar.









Restaurant Sriwedari, Den Haag (1992) Op de rug gezien Bob. Van rechts naar links: Soenarjo, sultan Mudaffar Sijah van Ternate, prinses Rini van Ternate, Julie en onbekende dame.

Het zou de laatste keer zijn, dat wij Bob ontmoetten. Weliswaar zijn wij in 1993 nog in Indonesië geweest, maar toen liepen wij elkaar helaas mis. Wij hielden contact door elkaar over en weer kleine attenties toe te sturen. Sophie fungeerde als bezorgster van de pakjes.

De ventilator van het restaurant was niet in staat de broeierige warmte te verdrijven. In afwachting van ons eten nipten wij aan onze tonic met ijsklontjes en schijfje citroen. Al gauw kwam Sophie bij ons zitten. Zij was net terug uit Solo en vertelde het laatste nieuws,'Eindelijk is ook de Sasono Hondrowino, de eetzaal, herbouwd. Hij is net als de Pendopo Sasono Sewoko prcies hetzelfde ingericht als voor de brand'. Plotseling veranderde zij van onderwerp,'Ik heb wat voor u meegebracht'. Lenig laverend tussen de stoelen en tafels begaf zij zich naar de bar en haalde een pakket uit een kast. Zij kwam bij ons terug met het pakket rustend op beide handpalmen.

'Ik heb een geschenk van de Sunan voor u meegebracht'. Wij ontdeden het cadeau van het papier.

'Sinuhun heeft het persoonlijk voor u ingepakt'.

Het was een gebatikte kain. Het doek had geen bepaalde voor - en achterzijde, want beide kanten hadden dezelfde scherpe tekening. De figuren echter waren niet exact gelijk en doods, maar levendig door geringe onderlinge verschillen. Het was duidelijk 'batik tulis', dat wil zeggen met de hand gemaakt.

'Het komt uit het batik atelier van de kraton', vertelde Sophie. Wij bedankten uitvoerig en hartelijk. Al gauw werd zij weggeroepen. Er waren gasten gekomen met gereserveerde plaatsen.

Wij hoefden niet lang te wachten voordat ons eten werd geserveerd. Ik had een nasi goreng speciaal besteld; op verzoek was het spiegelei in klapperolie gebakken ter verhoging van de nostalgische smaak.

Thuigekomen pakten wij het boek 'Bloemen van het heelal' van Alit Veldhuisen-Djajasoebrata, om te kijken of het patroon van de kain er in afgebeeld was. Inderdaad, het bleek het patroon Sido Mulyo te zijn, hetgeen betekent 'edel streven'.

Maar wat kan je doen met zo een prachtige kain? Verknippen en er een zomerjurk of overhemd van maken. Je kunt zoiets geen heiligschennis noemen maar de term cultuurschennis lijkt hier wel op zijn plaats.

Uiteindelijk besloten wij het aan een museum te schenken.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage