zondag, juli 19, 2009

Hereniging

Op Mauds verjaardag, 8 april 1947, stapten Mam en Maud in Djokja op de trein om naar Batavia te worden geëvacueerd. Na enkele dagen bij tante Wies en oom Broer gelogeerd te hebben konden zij, net als eerder Jan en ik, met de boot de reis naar Semarang voortzetten.

De hereniging met Pap en mij vond plaats in de van Deventerschool. Jammer genoeg ontbraken hierbij Bert, René en Jan. Al waren wij niet bij elkaar, wij bevonden ons allen op Nederlands grondgebied. Veilig en wel? Nee, niet echt. Bert en René zaten nog in militaire dienst en de koloniale oorlog was bij lange na nog niet voorbij.

Maud en ik hadden een welhaast vergeten prettig gevoel om met beide ouders onder één dak te wonen. In letterlijke zin werd het dak van de van Deventerschool al ras vervangen door een andere. Reeds na twee weken konden wij een echt huis betrekken. Het had een terras waar het 's avonds onder een uitbundige sterrenhemel en een glas rozenstroop in de hand bijzonder aangenaam toeven was. Er was ook een garage. Bij afwezigheid van een eigen auto werd deze ruimte gepromoveerd tot studeer- en slaapvertrek van de zoon des huizes. Ik dus.

Bij het begin van de Japanse bezetting moesten veel Nederlandse gezinnen huis en haard verlaten als gevolg van internering of vlucht naar een andere stad. Hun huizen werden inclusief het meubilair door de Japanse bezettingsmacht gekonfiskeerd.

In 1945 moesten de japanners vertrekken als gevolg van de de door hen verloren oorlog. Al deze woningen met hun inrichting kwamen nu onder beheer van de teruggekeerde Nederlandse overheid. Het merendeel van de rechthebbende eigenaren keerden niet meer naar hun huis terug. Zij waren overleden, vertrokken naar Nederland of wachten nog op vertrek in de diverse doorgangskampen in Indië, Singapore of zelfs Ceylon, het huidige Sri Lanka. Dan waren er ook nog de 'blijvers', die elders in Indië werk hadden gevonden en niet meer naar hun huis konden terugkeren.

Pap werkte op een kantoor, waar deze huizen en goederen werden beheerd. Het ons toegewezen huis in Semarang was gemeubileerd met een samenraapsel van diverse stoelen, tafels en kasten. Desondanks werd het door ons ervaren als een geweldige luxe.


Op een middag kwam George Cooke plotseling aanwaaien en liep regelrecht naar de keuken, waar Mam aan het kokkerellen was. Hij ging op de keukenvloer 'djongkok'; dat is op zijn Indonesisch hurken met de voeten plat op de grond. Hij maakte het zich gemakkelijk door een 'diengklik' onder zijn zitvlak te schuiven. Een diengklik is een circa twaalf centimeter hoog krukje, dat aan het comfort van de hurk houding een grote bijdrage levert.

George had de gehele oorlog in Australië doorgebracht en had er als kapitein vlieger in vele missies aanvallen op de Japanse vijand uitgevoerd. Nu was hij commandant van de luchtmacht van Midden-Java. Hij vertelde nooit over hoeveel vliegtuigen hij beschikte. Veel zullen het er niet geweest zijn.

Op een dag kreeg George een wanhopig verzoek van een Nederlandse compagnie soldaten. Zij dreigden omsingeld te worden door eenheden van het Indonesisch leger. Vanwege de politieke besprekingen over een wapenstilstand kreeg hij geen toestemming om luchtsteun te verlenen. Desondanks kon hij aan het verzoek van de in benarde toestand verkerende soldaten tegemoet komen: Op het vliegveld stond een administratief vergeten Japanse 'Kate” voorzien van bommen alsmede een volle brandstoftank.


Mam had Henk, de zoon van Mams broer Frits, gevraagd om bij ons een hapje mee te eten. Hij was artillerie kapitein. Zijn batterij stond in het centrum van Semarang opgesteld. Ik meen mij te herinneren, dat het Engelse 25-ponders waren.

'Ik heb vandaag geen vlees kunnen krijgen. Het is dus een vegetarische maaltijd geworden', verontschuldigde Mam zich.

'Het geeft helemaal niet tante.' Dat liet hij duidelijk blijken door te smullen van de op Midden-Javaanse wijze bereide sajoer lodeh, tempeh batjem en terik tahoe. Hij had in geen tijden de gerechten gegeten zoals onze oma Naomi het vroeger maakte.

'Kennen jullie Gertrude Gerritsen', vroeg Henk aan Maud en mij.

'Nooit van gehoord.'

'Maar zij kent jullie wel!' Niet zonder trots vervolgde hij, 'Iedereen weet, dat jullie het erg goed doen op school.'

'Hèèè ', zeiden wij in koor. Onze reeds door erfelijkheid verkregen grote ogen namen van verbazing enorme afmetingen aan, waardoor ons gelaat sterk afweek van het toenmalige schoonheidsideaal.

Enkele weken later begrepen Maud en ik hoe wij ongewild met veel succes de indruk van grote intelligentie hadden verworven.

Na het middageten gingen wij ijverig en geconcentreerd zo vlug mogelijk ons huiswerk afmaken.

's Avonds kwam er vaak bezoek en dan hadden wij daar geen tijd voor. Vaak zagen wij kans om nog voor het avondeten een ommetje te wandelen. Wij verkenden zodoende de buurt en hadden elkaar bovendien na al die jaren veel te vertellen.

Indruk: Die kinderen Doppert doen niks aan hun huiswerk en leveren toch goede prestaties. Conclusie: Zij moeten wel razend knap zijn.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage