zaterdag, mei 09, 2009

Vertrek

Veel geïnterneerden verbleven in één of twee achtereenvolgende doorgangskampen alvorens zij per trein naar Batavia werden geëvacueerd. De resterende voormalige bewoners van het kamp Sandèn zagen het ziekenhuis weer terug, maar nu als doorgangskamp. Ons voorlopig verblijf was een huis dat vroeger als onderkomen voor de bewakers had gediend. De bewaking bestond thans slechts uit enkele soldaten. Niemand dacht er nu immers aan om te ontsnappen.

Het ziekenhuis zelf diende als kamp voor vrouwen en kinderen. Het rondom gespannen prikkeldraad was bedoeld om kwaadwilligen buiten te houden en niet meer om ontsnapping te verhinderen. Wij konden zonder problemen contact maken met de meisjes in het kamp. Het was erg gezellig, al waren wij van hen gescheiden door de prikkeldraad omrastering.

Ik zag een slanke dame lopen in kaki lange broek en wit shirt. Zij bezat een weelderige dos lang zwart haar. 'Dat is ons kamphoofd, mevrouw Rademaker. Zij moet nog familie van je zijn', vertelde één van de meisjes. Ik kende deze dame echter niet.

Veel later kwam ik te weten, dat zij inderdaad mijn nicht Willy Doppert was. Zij is het spartelende kind op de oude familiefoto.


Enkele dagen later was het inpakken en wegwezen. Dat laatste ging niet echt vlot. Wij werden eerst overgebracht naar een school in Kalasan, een stadje ten oosten van Djokja. In de school, die op loopafstand van het station lag, had zich reeds een groot aantal vrouwen en kinderen verzameld. Eindelijk, één of twee dagen later werd het sein gegeven om in de gereed staande trein te stappen. De bejaarden en kinderen onder ons waren al doodmoe nog voordat de reis naar Batavia aanving. Wij namen plaats op de harde houten banken van de vierde klas rijtuigen. Elke wagon had drie lange banken, die in het verlengde van het rijtuig waren geplaatst.De middelste bank, die geen rugleuning had, werd toegewezen aan hen die jong en sterk waren. De treinreis in de geblindeerde wagons duurde vierentwintig uur. Wij schikten 's nachts wat in om de kleinsten slaapruimte te geven. Voedsel werd verstrekt in kleine mandjes van gevlochten bamboe.

Op de bordessen stonden soldaten van het Republikeinse Leger ten einde ons te beschermen tegen overvallen van bandieten of ongeregelde strijdgroepen.

Wij reden een groot deel van het traject langs de zuidkust in westelijke richting. Bij het station van Kroja bleef de trein geruime tijd stilstaan. Er werden verkopers van allerlei eetwaren in de wagons toegelaten. Ik kocht vijf rempèjèks oedang. Deze krokante garnalen koekjes zijn de wereldberoemde specialiteit van het vissersplaatsje. Misselijk door vermoeidheid en slaapgebrek at ik er maar één op.

Daarna boog het spoor naar het noorden. Deze noord-zuid verbinding was vroeger eigendom van de kleine maar lucratieve SDS, de Serajoe Dal Spoorwegmaatschappij. Pap had er voor een groot bedrag aan aandelen van. Ze zijn niets meer waard na de de nationalisatie van de SDS. Aan het eind van de noord-zuid spoorverbinding reden wij westwaarts.

Geheel onverwacht minderde de trein vaart en kwam piepend en knarsend tot stilstand op het station van Bekassi. Het stadje lag dicht bij de demarcatielijn waarlangs de Nederlandse en Indonesische troepen tegenover elkaar stonden.

'Een rood-wit-blauwe vlag', werd er geroepen. De jalouzieën werden krassend omlaag geschoven, het felle zonlicht viel naar binnen en inderdaad, daar wapperde de rood-wit-blauwe vlag.

Eindelijk vrij. Wij zagen KL en KNIL soldaten. Eindelijk vrij en veilig.

Het was 10 december 1946.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage