donderdag, februari 05, 2009

Arrestatie


Het was aardedonker. Ik stond met een aantal mannen en jongens uit de buurt bij de toegang van de doodlopende weg naar ons huis. De jongsten onder ons hadden de leeftijd van vijftien jaar. Nauwelijks een uur geleden waren wij van ons bed gelicht door soldaten van de Republik Indonesia. Het was de nacht van 12 op 13 oktober 1945. De groep groeide langzaam aan. Nadat werd verondersteld, dat iedereen er was, liepen wij onder bewaking van Ngoepasan via de brede weg Ngabean naar het fort Vredeburg. Aan weerszijden van de ophaalbrug naar het fort stond een watergekoelde Vickers mitrailleur opgesteld. In de ochtendschemering zag ik een glinstering van koper op de goed gepoetste wapens. Na het passeren van de poort gingen wij linksaf en daalden de trap af naar de kelder gevangenis. Wij werden met zijn allen in een paar cellen gepropt. Er was geen plaats om te zitten en van liggen was helemaal geen sprake. Om een uur of negen werden de traliedeuren geopend. Onder bewaking liepen wij in rijen van vier van het fort naar een scholencomplex op Malioboro.

Twee van mijn buurjongens en ik kozen één van de klassen uit als voorlopig logeeradres. Bert Chandler was van Engels-Chinese-Indonesische en Rally Peries van Engels-Hindoestaanse afkomst. Zelf was ik een mengeling van Duits, Joods en Indonesisch. Zo vormden wij met zijn drieën een een breed raciaal spectrum. Wij bezaten geen andere kleren dan wat wij droegen bij onze arrestatie. Oom Frans had met een paar vrienden een groepje gevormd. Een paar keer per dag kwam ik even bij Oom Frans langs.Wij vroegen ons af, hoe het toch mogelijk was, dat wij zomaar konden worden geïnterneerd en niemand zich om ons bekommerde.


Na twee of drie dagen verblijf in de school kwamen 's middags enkele vrachtauto's voorrijden. Een zekere heer Roelink riep de namen af van hen, die met de vrachtwagens naar een voor ons onbekende bestemming werden vervoerd. Oom Frans behoorde tot de groepen, die het eerst vertrokken. Ik dacht hem op de plaats van bestemming weer te zien. Hij bleek met het grootste deel van de mannen naar de voormalige suikeronderneming Poendoeng te zijn gebracht. Hij werd met een paar honderd anderen opgesloten in een grote fabrieksloods.

Oom Frans had altijd veel aanzien genoten. Als hij vroeger bij ons op bezoek kwam, noemden onze bedienden hem Toean Besar, Grote Heer. Het verblijf in het kamp moet voor hem een kwelling zijn geweest. Hij overleed eind december 1945 rond zijn vijf en zestigste verjaardag.

Ik heb later navraag gedaan waaraan en onder welke omstandigheden hij was gestorven. Daar kreeg ik nooit een bevredigend antwoord op.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage