dinsdag, oktober 21, 2008

Vrouwenwerk

Een stille landweg naar de andere twee huizen van de onderneming liep langs de rand van de desa. Al van enige afstand hoorde je klik ... klik ... klik....Het geluid was afkomstig van een vrouw, die bezig was een lap stof te weven. Onder een afdak zat zij op een laag bankje met het weeftoestel boven haar gestrekte benen. Heel handig wierp zij de schietspoel met de inslagdraad door het bed van kettingdraden. Met een blok hout drukte zij de net geplaatste inslagdraad tegen de vorige: Klik. Vervolgens wierp zij de schietspoel naar de andere kant enz.

Zij schonk aan mij niet de minste aandacht en werkte onverdroten verder. Ik zag hoe millimeter, klik, na millimeter, klik, de lap stof onder haar, klik, handen groeide, klik.

Hoe langzaam het weefproces ook was, het loonde ongetwijfeld. Er was tijdens de bezetting een groot gebrek aan textiel.


Volgens de methode van wisselbouw werd hier de tabak afgewisseld door onder andere de verbouw van rijst.

Recht tegenover ons huis werd aan de overzijde van de weg een kweekbed voor de rijstplanten aangelegd. De rijst krijgt in opeenvolgende stadia van groei en bewerking verschillende benamingen. Jonge plantjes in het kweekbed krijgen de naam bibit; grotere planten noemt men padi; de verzameling korrels nog voorzien van de bolster heet gabah; na het pellen verandert de naam in beras en dan eindelijk na het koken van de beras krijgen wij het graanproduct als nasi op tafel. Volgens traditie wordt al het werk van bibit tot nasi door vrouwen verricht. Slechts het ploegen en eggen is uitsluitend mannenwerk.

Na een maand had zich het kweekbed ontwikkeld tot een lichtgroen hoogpolig tapijt van dicht tegen elkaar groeiende rijstplantjes. Deze werden door de vrouwen gebundeld en uitgezet in gereedliggende natte akkers. Gebukt en tot over hun enkels in de modder staken zij de plantjes de één na de ander op voorgeschreven afstand in de grond. In een tijdsbestek van vijf maanden was het lichtgroen van de bibit via donkergroen overgegaan in het strogeel van de rijpe padi. Bij het oogsten van de padi sneden de vrouwen één voor één de halmen af met een ani ani, een klein in hout gevat mesje. Zij hielden de ani ani verborgen in de hand om Dewi Sri, de godin van de rijst, geen angst aan te jagen. Het dorsen van de rijst gebeurde in houten blokken met twee uithollingen. De gabah werd met massief houten stokken tot beras gestampt..Het dorsen voerde men bij voorkeur uit in de koelte van de avond. Iedere stok en uitholling produceerde een eigen geluid. Tang- toeng- tèng, tang- tèng- toeng.

Na de oogst was het feest voor de kippen van de desa. Zij werden op de akkers losgelaten en mochten zich te goed doen aan de gevallen rijstkorrels. De hennen maakten hun tevredenheid kenbaar door kòòk- kòòk geluiden te maken en met gekraai betuigde de haan zijn instemming. Genietend van hun feestmaal hadden de kippen niet in de gaten, dat een dodelijk gevaar boven hun hoofden zweefde. Hoog in de lucht cirkelde een roofvogel. Aan de witte veren rond zijn hals en verder lichtbruin verenpak was hij duidelijk herkenbaar als een oelong-oelong. Maar nog voordat de roofvogel zijn duikvlucht inzette, had één van de desa bewoners hem ontdekt. 'Oelong-oelong, oelong- oelong,' riep hij zo luid hij kon. De kippen aarzelden geen ogenblik en verlieten rennend de akkers en stoven de veilige desa in.



0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage