zondag, oktober 12, 2008

Bezigheden


Tante Wies was de jongste zuster van oom Frans en Mam. Zij kwam ook bij ons op de tabaksplantage Wanoedjojo wonen. Voor de oorlog was zij directrice van de Huishoudschool in Malang. Direct nadat de Japanners Nederlands Indië hadden bezet werden in principe alle Europese ambtenaren ontslagen.Slechts een klein aantal mocht door blijven werken vanwege het economische belang van hun functie.

Na haar ontslag had zij in Djokja een klasje gevormd van meisjes en vrouwen aan wie zij knip- en naailessen gaf. Maud was vanzelfsprekend één van de leerlingen. De eetkamer van Oma, die in de straat Ngoepassan woonde, diende als leslokaal. Ngoepassan heet nu Jalan Bayankara. Een klein deel van haar verdiensten werd 'doorgegeven' aan juffrouw Fietje Cock, die mij clandestien wiskunde lessen gaf.


Al tientallen jaren behoorden Fietje en Aad Cock tot de vriendenkring van Mam en tante Wies. Vader Cock was onderwijzer. Zoals vele andere leerkrachten hadden ook zij een Javaanse jongen in de kost, die perfect Nederlands moest leren spreken. Hun kostganger heette Dorodjatoen. Gemakshalve werd hij Henkie genoemd. Henkie werd later Sultan Hamenkoeboewono IX van Djokjakarta.

Mam herinnerde zich Fietje als het pienterste meisje van de klas. Aad wilde graag schilder worden. Van zijn vader moest hij eerst het diploma van de tekenacademie halen teneinde later als tekenleraar vaste inkomsten te hebben. Het schilderen kon hij gelukkig niet laten. Na mijn Overbruggings-HBS kreeg ik van Aad voor elk goed afgelegd examen een schilderij. Zo ontving ik van hem de volgende schilderstukken: een Balinese vrouw, een processie naar een tempel en een man lopend uit een paleispoort. Jan kreeg een schilderij van een stierenvechter en onze ouders één van een landweg met flamboyants.


Voor deze lessen fietsten tante Wies, Maud en ik tweemaal in de week naar Djokja. Het was een afstand van zestien kilometer. Om te profiteren van de ochtend koelte vertrokken wij altijd om ongeveer kwart voor zes. En wij waren lang niet de enigen, die daarom vroeg op pad waren. Dicht bij de districtshoofdplaats Pijoengan kwamen wij talloze marktgangers tegen.Mannen droegen aan een juk hun koopwaar, vrouwen transporteerden hun artikelen in een grote mand, die zij middels een draagdoek op de rug hadden gebonden. Bij een eventuele sanitaire stop was het erg omslachtig om eerst de zware mand van je rug te halen en dan weer op te binden.Gemakshalve hield de vrouw de mand op de rug, spreidde de benen, trok de sarong op en deed tenslotte opgelucht een plas.


In de familie deed het verhaal de ronde, dat onze voorouder K.Cephas met het fotograferen van plassende vrouwen een klein fortuin had vergaard. De foto's, die hij als erotische prenten verkocht vonden gretig aftrek. Toch was het voor hem slechts een bijverdienste. Cephas was de hoffotograaf van Sultan Hamengkoe Bowono VII. Een foto van een vrouw, die op deze karakteristieke wijze toiletteert kan men vinden in het boek van Rob Nieuwenhuys, 'Met Vreemde Ogen', Querido 1988, blz.127.

Gedurende een groot deel van de tocht domineerde de Merapi het landschap. In de loop van het eerste half uur na zonsopgang zagen wij de rookpluim van de vulkaan verkleuren van paars naar rood, oranje en tenslotte wit. Door het strijklicht van de eerste zonnestralen langs de vulkaanhelling werd het reliëf van ravijnen en heuvels duidelijk zichtbaar. Heel markant waren de heuvels Toergo en Plawangan. Aan de karakteristieke kegelvorm van de Toergo kon men afleiden, dat hij ooit een vulkaantje moet zijn geweest. Het bergplaatsje Kali Oerang leek van de laagvlakte uit gezien op een verzameling witte steentjes.


Oom Frans en tante Maggie bezaten in Kali Oerang een bungalow als tweede huis. De tuin bestond uit twee niveaus. In de 'boventuin' was een grasveld omzoomd door vruchtdragende moerbei struiken aangelegd. In de 'ondertuin' werden Europese groenten verbouwd. Wij brachten talloze malen een deel van de vakanties door bij deze oom en tante. Met een veiligheidsescorte van mijn oudere broers en neven had ik meerdere malen de Toergo en de Plawangan beklommen. Je hoefde maar even de geasfalteerde weg te verlaten of je kwam in een tropisch regen woud terecht. Na een boswandeling kwam je onvermijdelijk thuis met bloedvlekken op je sokken. Bloedzuigers zijn heel dunne beestjes, die zich laten vallen op voorbij wandelende onvrijwillige gastheren-of vrouwen. Zij zuigen zich vol tot zij op een zwart knikkertje lijken. Om voor mij onbekende reden restaureerden zij altijd in mijn schoen. Nog na genietend van de vloeibare maaltijd werden zij onopzettelijk door mij doodgedrukt waardoor hun bloed, eigenlijk mijn eigen bloed, uit hun lichaam op mijn sokken spoot. Ik voelde er niets van. Geheel onkundig van het dodelijke drama, dat zich in mijn schoen afspeelde, wandelde ik vrolijk verder.

Bovengenoemde oom en tante hadden vier zonen. Zoals veelal gebruikelijk was bij welgestelde Indische families, werden de kinderen op een bepaalde leeftijd naar Holland gestuurd voor hun verdere opvoeding en opleiding. De oudste drie neven heb ik daarom voor de oorlog nauwelijks gekend. Enkele decennia later vertrouwde tante Maggie aan Mam toe, 'Achteraf heb ik er enorme spijt van, dat ik de kinderen naar Holland heb gestuurd. Een belangrijke periode in hun leven heb ik niet van nabij meegemaakt'.


Ongeveer om drie uur 's middags fietsten wij terug. De zon was zijn hoogste punt gepasseerd. Ik had niet de indruk, dat het daardoor veel koeler was geworden. Soms waaide er een lauwe bries. Het opgewervelde stof bevatte ook verdroogde paarden-en koeienmest. Het plakte op de onbedekte delen van je bezwete huid. Grillig gevormde plakken asfalt herinnerden aan de eens zo gladde weg. In het begin van de oorlog fietsten wij nog op comfortabele luchtbanden. Later waren er slechts 'ban mati', dode banden, te krijgen. Het waren harde massieve banden van ongevulkaniseerde rubber. Jan dichtte deze banden een bijzondere eigenschap toe, 'Als je over een rijstkorrel rijdt, dan voel je hem in je maag'. Na verloop van tijd ondergingen deze banden een blijvende deformatie en werden te groot voor het wiel. Met touwtjes hield men de band op zijn plaats. Maar deze ongemakken lagen nog in het verschiet.

Nu was het in de brandende zon stug doortrappen naar Wanoedjojo met lekker mandiën in het vooruitzicht.


0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage