dinsdag, oktober 21, 2008

Scheidslijnen


Alle kinderen van de employés op de onderneming waren Hollandse of Indo kinderen. Van de Japanse bezetter echter, mochten kinderen van Europese afkomst geen onderwijs krijgen. Zij hadden dus tegen wil en dank voor onbepaalde tijd vakantie.

Ons huis stond op een kruising van twee landwegen.Links en rechts strekten zich de landbouwgronden uit. Aan de overzijde van het kruispunt lag een desa. Dit dorp bestond vrijwel geheel uit huisjes van gevlochten bamboe. Hier woonden uitsluitend Indonesische gezinnen. Voor hun kinderen gold er geen verbod op het genieten van onderwijs. Helaas bestond er voor hen nog geen school. De plannen van het Nederlands Indische Gouvernement om te zorgen, dat iedereen kon lezen en schrijven waren bij lange na nog niet voltooid. In feite konden dus alle kinderen in Wanoedjojo door verschillende oorzaken niet naar school.

Wij Indo Europese kinderen gingen niet om met onze leeftijdgenoten uit de desa. Het werd door onze ouders niet streng verboden, maar wel ontmoedigd. Zelf heb ik er nooit bij stilgestaan, dat het merkwaardig was. Ik had er ook geen behoefte aan met hen contact te zoeken.

Belangrijkste oorzaak van de scheidslijn, of zo men wil 'apartheid', was naar mijn mening niet in de eerste plaats het rassenverschil. Veel meer dan dat speelden de culturele en economische verschillen een rol. Van de culturele verschillen wil ik hier twee noemen. De desa kinderen spraken thuis Indonesisch en waren Islamiet. Wij Indo's hadden thuis Nederlands als voertaal en waren Christelijk opgevoed.

De economische verschillen waren enorm. Een employé van een onderneming verdiende ongeveer tweehonderdvijftig gulden per maand, terwijl een desabewoner van tien gulden moest rondkomen. In de stad echter werden de Europese scholen ook bezocht door Indonesische, Chinese en Arabische kinderen uit welgestelde families. Het wegvallen van welstand verschillen bevorderde in hoge mate de omgang tussen kinderen van diverse etnische afkomst. Zie bijvoorbeeld de verhalen in deze blog: Mah; Aanloop; Lagere School; 1René en 2 René.


Vaak zag ik de jongens uit de desa in groepjes ons huis voorbij komen. Zij hadden elk een arit, een kleine sikkel, bij zich en één van hen droeg een mand. Daarin verzamelden zij het gras, dat met de sikkels werd gesneden. Van geen van hen herinner ik mij het gezicht. Wij groetten elkaar nooit.

Van de Indo jongens trok ik het meest op met Heintje Masius, de oudste van de buurjongens. Hij was jonger dan ik en klein voor zijn leeftijd. Van hem heb ik petjo geleerd. Het is een taal, die veel door relatief arme Indo's onder elkaar werd gesproken. Het is vergelijkbaar met het Zuid Afrikaans. Hij beheerste ook goed het Javaans. Wij speelden verstoppertje tussen de tabaksplanten, Gingen speerwerpen met verdroogde rosella stengels, renden over de smalle glibberige galangans. Dat zijn de dijkjes tussen de natte rijstvelden. Niet ver van ons huis was een droogschuur, die had gediend voor de productie van sigaren tabak. De 'loods' werd niet meer gebruikt en stond daar groot en nutteloos; behalve dan voor ons. Binnen bevonden zich bamboe stellingen en ladders. Op verschillende plaatsen en hoogtes waren platforms gebouwd. Perfecte plekken om eindeloos en ongestoord te kletsen en te fantaseren.


Op een tijdstip waarop de meeste ouders een siësta doen, hoorden Heintje en ik uit de kampong een sinister klinkend geluid komen. Het leek een mannenkoor, dat beurtelings twee woorden herhaalde. 'Hanengevecht!' concludeerde Heintje. Wij braken direct ons knikkerspel af en renden naar het tuinhek. Pas op! Niemand wakker maken. Voorzichtig ontgrendelden wij het tuinhek, tilden het op bij het openen en sluiten om gepiep te voorkomen en deden het weer op de grendel.

Op een pleintje in de desa had zich een kring van mannen gevormd rond twee vechtende hanen. De ene haan heette Dinar, Gouden Munt, en de ander Tangkep, dat letterlijk Grijper betekent. Iedere keer werd ter aanmoediging de naam genoemd van de haan, die de ander met zijn sporen had bewerkt. 'Dinar, Dinar, Dinar, Tangkep, Tangkep, Dinar, Tankep......', hoorde je de zware mannenstemmen. Er werden weddenschappen afgesloten. Bundels beduimeld Japans papiergeld wisselden van eigenaar. Wij waren buiten de kring blijven staan en hebben het einde van het gevecht niet afgewacht.


Op een dag trouwde de dochter van de loerah, het dorpshoofd. Ter opluistering van het feest had hij een wajang koelit gezelschap laten komen. Nauwelijks was de zon ondergegaan, of wij hoorden al de klanken van de gamelanmuziek. Natuurlijk gingen Heintje en ik nonton, zoals toeschouwen hier wordt genoemd. Op het pleintje waar een tijd geleden het hanengevecht had plaatsgevonden was een massa mensen toegestroomd.

Tegen één van de huizen had men een overdekt theater geïmproviseerd. Het dak van atap, gedroogde palmbladeren, rustte op bamboepalen. Dankzij de nog goed werkende generator had de tabaksonderneming gezorgd voor elektrisch licht. Op de grond was een projectiescherm gespannen op een houten raam. Achter het scherm hing een lamp, waaronder de dalang gewoon op een matje zat.

De dalangs, poppenspelers, genieten veel aanzien. Zij presenteren hun voorstelling zonder onderbreking van zes uur 's middags tot drie uur 's nachts.

Op het scherm bewogen zich de schaduwen van de platte poppen, die door de dalang werden bespeeld. De poppen waren uit leer gesneden en fraai beschilderd. In de schaduwprojectie zag je natuurlijk niets van de beschildering. Achter de dalang had zich het gamelan orkest opgesteld om de verhalen muzikaal te begeleiden.

Op de eerste rij voor het scherm zat het bruidspaar en de familie. De rijen daar achter waren bezet door de genodigden in volgorde van importantie. Links en rechts van de stoelen stond een schare ongenode maar desondanks toch welkome gasten. Heel veel later kwam ik te weten, dat de verhalen van de dalangs gebaseerd zijn op het Indiase heldendicht Mahabarata. Door de drieduizend oude heldendichten vlocht deze dalang actuele gebeurtenissen en stelde allerlei misstanden aan de kaak. Tot groot vermaak van het publiek werd de Japanse bezetter vaak op de korrel genomen.

Ik moest mij erg inspannen om de in het Javaans vertelde verhalen te volgen. Na een uur hielden wij het voor gezien.

Het is mij altijd bijgebleven hoe de ongeletterde en schamel geklede toeschouwers al die tijd bleven staan of hurken om te genieten van hun verfijnde cultuur.


Vaak beklom ik geheel alleen de heuvel dicht bij ons huis. De top werd bekroond door een rotsblok, waarvan de bovenzijde vrijwel plat was. Als ik op het blok zat en keek in de richting van ons huis, dan bevond zich rechts achter mij de lichtblauwe Merapi met zijn witte rookpluim en links de uitloper van Goenoeng Kidoel, het Zuidergebegte. Voor mij strekte zich het zonovergoten landbouwgebied uit, dat werd onderbroken door de donkere desa. Een groot deel van de grond werd ingenomen door de tabak-en rijstvelden. Daar tussen bevond zich een strook kleine akkers met cassave, aardnoten, Spaanse peper en maïs.

Juist dan, wanneer ik alleen was en genoot van het uitzicht, werd ik overvallen door gedachten aan Pap, Bert en René. Tussen hen en ons, die achtergebleven waren, was een onzichtbare en ondoordringbare scheidslijn getrokken. Zij waren totaal uit ons leven verdwenen zonder te zijn overleden. Zij gingen een jaar geleden in krijgsgevangenschap. Wij wisten niet waar zij waren en of zij nog leefden.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage