vrijdag, maart 13, 2009

Sandèn

Het leek wel een herstellingsoord. In het dorp Sandèn had men het leeg staande ziekenhuis omgetoverd in een beschermingskamp. Met een bescheiden gebruik van prikkeldraad was het ziekenhuis in twee ongelijke delen gesplitst. In het kleinere stuk waren enkele tientallen Japanners ondergebracht. Zij waren krijgsgevangenen van het Indonesische leger. Zonder uitzondering leken zij wel wandelende skeletten. Als kleding droegen zij een 'tjawat'. Deze bestaat uit een touw, die om het middel wordt geknoopt en een stuk textiel van ca. 25 x 75 cm2. De lange zijde wordt aan de achterkant bevestigd waarna hij onderlangs van voren achter het touw wordt getrokken. Deze Japanse dracht vond bij ons weinig navolging. De Indonesische soldaten spraken heel minachtend over de Japanners. Zij noemden hen 'ketèk', het Javaanse woord voor aap.

Een grote ziekenzaal werd ons als verblijfplaats toegewezen. Ook kregen wij behalve een waterput ook nog de beschikking over een echte badkamer en een toilet.

Voordat wij van deze faciliteiten konden genieten moest er eerst een klus geklaard worden. De beerput was vol en moest worden leeg geschept. Wij werden geconfronteerd met een geur, die sterk afweek van die van jasmijn en rozen. Dat was niet het ergste. Wij hadden nog steeds last van blaasjes gevuld met vocht op onze voeten. Wij vreesden een infectie op te lopen. Het is logisch, dat wij na afloop van dit onvergetelijke karwei ons lichaam aan een grondige reiniging onderwierpen.

Een dag of tien later waren de blaasjes op onze voeten verdwenen. Ik achtte het niet juist om dit te mogen toeschrijven aan een heilzame werking van de faecaliën pap, waarin wij hadden gestaan. De betere voeding leek mij een meer voor de hand liggende oorzaak van het verdwijnen van de blaasjes. Hadden wij geleden aan een gebrek van bepaalde vitaminen? Het dagelijkse rantsoen konden wij de laatste tijd aanvullen door wat extra's te kopen. Pinda's waren onze favoriete bijvoeding.

De meeste kampbewoners baadden zich bij de waterput. Twee kongsiegenoten en ik besloten gebruik te maken van de badkamer. Lekker mandiën net als thuis. Met een emmertje water uit de mandibak scheppen en dit langzaam over je bezwete lichaam gieten. Dit een paar keer herhalen. Vervolgens inzepen om het opgedroogde zweet te verwijderen. Tenslotte nog een paar emmertjes over je lijf gieten. Bij de vrijwel constante temperatuur van 30graden Celcius in de vlakte van Djokjakarta is mandiën een lekker verfrissend ritueel. Wij moesten natuurlijk gedrieën eerst zelf de mandibak vullen met water uit de put.

Eén van ons had er in de voorbije maanden geen aandacht aan geschonken. Van de tweevoudige functie had hij geen gebruik gemaakt; het diende bij hem slechts voor de vloeistof afvoer.

Hij kleedde zich uit en hing zijn kleren op. En toen plotseling, zonder duidelijke aanleiding, nam het toe in lengte en diameter tot welhaast vergeten afmetingen. Wij keken geamuseerd naar dit toch immer boeiende biologische verschijnsel. Hij ontdekte, dat zijn twee vrienden geïnteresseerd keken naar het resultaat van het groeiproces. Met beide handen schermde hij het af voor onze blikken. Uit vrees onbeheersbare lustgevoelens op te wekken durfde hij het niet aan te raken. Met een paar passen was hij bij de mandibak, vulde een emmertje en begoot het met water als koelvloeistof. Al gauw schrompelde het ineen tot het inactieve formaat.

De goede voeding van de laatste tijd had ons van eunuchen getransformeerd tot normale jongens van zestien en zeventien jaar.


Het aangename verblijf in Sandèn duurde nauwelijks twee maanden. Toen was het weer inpakken en verhuizen. Als gevolg van de evacuaties was er plaats vrij gekomen in Poendoeng.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage