zondag, augustus 17, 2008

Bezettingsmaatregelen



Binnen een jaar na de bezetting namen de Japanners de volgende maatregelen in Djokja:

Van de krijgsgevangenen lieten de Japanners slechts de Indonesische soldaten vrij. Alle anderen, i.c. Hollanders en Indo Europeanen, werden na verloop van enige tijd met onbekende bestemming afgevoerd. Behalve één of twee voorgedrukte Rode Kruiskaarten zou men komende drie en een half jaar niets meer van hen vernemen. Deze kaarten waren de enige tekenen van leven. Als land van afzending werd soms Siam of Singapore vermeld. Een werkelijkheid, die men niet geloofde.
Onder de krijgsgevangenen bevonden zich Pap, Bert, René en drie zonen van oom Frans en tante Maggy. Zij hadden één zoon in Holland, die naar achteraf bleek in het concantratiekamp Sachsenhausen zat. Het komt er op neer, dat al onze familieleden van 18 tot 55 jaar in krijgsgevangenschap zaten. Jan viel er nog net buiten. Hij was 17 jaar toen de oorlog uitbrak.

Salarissen werden niet meer uitbetaald. Degenen, die buiten het kamp zaten moesten registratiegeld betalen; de mannen 150 en de vrouwen 80 gulden. Voor menigeen waren de bedragen meer dan een maand salaris. De komende jaren zou de armoede steeds nijpender worden.

Aan de duur betaalde registratie bleek geen enkel recht ontleend te kunnen worden. Er volgden nu maatregelen, die men etnische zuiveringen 'avant la lettre' kon noemen.
De Japanse autoriteiten verdeelden de Nederlanders in twee categorieën:
1 Volbloed Nederlanders, ook Totoks genoemd.
2 Nederlanders van gemengd Euopees en Aziatisch bloed, die bekend staan onder de naam Indo's.

Op 15 juni 1942 werden alle Totok en Indo mannen geïnterneerd in fort Vredeburg, in de volksmond de benteng genoemd. (Benteng is de Indonesische benaming voor fort). Oom Frans en Jan behoorden daar ook bij. Na twee weken werd Oom Frans met alle Indo's van boven de zestig weer vrijgelaten. In november werden nog meer Indo's in de benteng geïnterneerd. Het totale aantal gevangenen bedroeg ongeveer 850.

In juli 1942 werden de krijgsgevangenen, waaronder Pap, naar Bandoeng getransporteerd. Later verdeelden de Japanners hen in groepen, die zij naar verschillende bestemmingen vervoerden.

Tenslotte kregen de Totok vrouwen in december 1942 een oproep zich te verzamelen op het station Lempoejangan. Hun bestemming was een interneringskamp voor vrouwen in Ambarawa.

Niet iedere Nederlander kwam in een interneringskamp. De willekeur van de Japanse autoriteiten bracht veel onzekerheid, verwarring en angst.
Een aantal Totok mannen en hun gezinnen bleven buiten het kamp. Zij bekleedden functies, die belangrijk waren voor de economie. Onder hen bevonden zich administrateurs van plantages en directeuren van bedrijven. Ongeveer een jaar later werden zij vervangen en kwamen zij alsnog in een interneringskamp.
Indo vrouwen, kinderen en oudere mannen bleven buiteen de kampen. Zij moesten echter wel kunnen aantonen, dat zij ±25% Indonesisch bloed bezaten. Dit percentage werd per gewest willekeurig vastgesteld. De bewegingsvrijheid van de Indo's was betrekkelijk. De groep werd als onbetrouwbaar beschouwd en scherp in de gaten gehouden. Jonge Indo mannen, die een vitale functie hadden bij de Spoorwegen moesten blijven werken. Zij mochten geen fouten maken. Elk treinongeluk merkte men aan als sabotage. Hierop volgde na een hardhandig verhoor de doodstraf. Hun echtgenotes leerden leven met de doodsangst hun man plotseling te verliezen.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage