zaterdag, november 17, 2007

Leven van Alledag


Oudjaar 1937, Klaten
Maudy op de stoep van het huis Spoorlaan 27

Het huis lag schuin tegenover het politiebureau en op vijftig meter afstand van een brug over een riviertje.

Tussen ons en de brug woonde een jong gezin. De vrouw heette van zichzelf Gabeler. Twee van haar jongere broers zaten bij ons op de padvinderij.

De buurvrouw aan de andere zijde was de weduwe Smit. In haar tuin groeide tegen de gemeenschappelijke muur een gawokboom. De paars rode vruchten waren zo groot als kersen. Wij mochten er van eten zoveel wij wilden. Maar wij wilden er niet zoveel van. De vruchten smaakten zoet-zuur-wrang.

Voor bezitloze mensen was er een opvang in een bedelaarskolonie. Zij kregen daar voedsel, onderdak en konden er een vak leren. Veel van deze daklozen gaven echter de voorkeur aan het vrije zwerversbestaan en leefden van bedelarij. Iedere Zondag stond Mevrouw Smit bij haar ijzeren tuinhek en stopte door de spijlen heen een benggol in de hand van voorbij komende bedelaars. Zij had een vaste clientèle. Een benggol was een groot koperen muntstuk ter waarde van twee en een halve cent. Dat was voldoende om een halve week te overleven. Bij deze verleen ik de weduwe Smit postuum het predicaat 'Engel van Klaten'

Ons huis moet omstreeks de vorige eeuwwisseling gebouwd zijn. De voorgalerij werd begrensd door drie muren en een balustrade. Deze laatste werd onderbroken door een trap naar de tuin. Zo een open voorgalerij vormde voor iedereen een verleidelijke uitstalling van allerlei zaken, die je gratis mee kon nemen. Zo kregen wij een keer een onbekende nachtelijke bezoeker, die zonder te vragen vazen, muurdecoraties en het tafelkleed meenam. Dat gebeurde ondanks de aanwezigheid van het politiebureau schuin tegenover ons. Weliswaar hadden de honden aangeslagen, maar daar werd geen acht op geslagen. Of het een kat op de muur of een crimineel in de voorgalerij betrof, de honden gaven altijd hetzelfde tweetonig blafconcert ten gehore: woef-woef-wef-wef---.

Pap vond het prettig om ‘s avonds van een borrel te genieten in het halfdonker van de koele voorgalerij. Hij dronk altijd twee glaasjes, niet meer en niet minder. De jenever uit een pas geopende fles Bols werd altijd overgeschonken in een slanke kristallen karaf. Dat stond gewoon mooier. Maud en ik mochten hem vaak de tweede borrel brengen. Heel geleidelijk deden wij steeds wat meer water bij de jenever. Pas bij een verdunning van vijftig procent was de smaak voor Pap merkbaar minder sterk.

Achter de voorgalerij bevond zich de woon-eetkamer, aan de rechterzijde begrensd door slaapkamers en aan de linkerzijde door ramen, die uitkeken op een tuintje tussen hoofdgebouw en paviljoen. Daar kom ik straks op terug. In de woon-eetkamer hadden wij enkele meubelstukken, die thans wellicht museale waarde zouden hebben. Wij beschikten over een uitgebreide set audio apparatuur. Een Philips radio in de strakke stijl van die tijd. De zwart gelakte piano van Maud. Een meisje van goede huize moest immers piano leren spelen. En dan het pronkstuk, de grammofoon. De draaitafel lag onder het deksel van de houten ombouw. Bij afwezigheid van een versterker, luidsprekers en afstandsbediening moest het volume geregeld worden middels twee deurtjes onder de draaitafel. Om het apparaat tot spelen te verleiden was een lijfelijk contact niet te vermijden. Hij werd opgewonden door draaien aan een slinger.

Tegen de muur bij de eettafel was een waterfilter van het merk Elberfeld geplaatst. Klatèn beschikte nog niet over een waterleiding. Het drinkwater kwam uit de put. Het werd gekookt en vervolgens gefiltreerd. Echt koel was het water nooit. Daarom werd er bijna dagelijks een blok ijs van de ijsfabriek bezorgd. Aboe de huisjongen hakte het in handzame brokken waarna hij ze in thermosflessen bewaarde. Kort voor de maaltijd van het gezin voorzag hij de twee glazen waterkannen van ijsblokjes. Leunend tegen een tafeltje lette hij op hoe de maaltijd verliep. Aboe hielp bij het doorgeven van schalen en zodra er een glas leeg was schonk hij het bij met ijswater. Dat is echt lekker bij het kruidige Indisch eten.

IJskoude rosé of witte wijn past ook goed bij een rijsttafel. En in de donkere winterdagen als de sneeuwvlokken bijna horizontaal langs de ramen vliegen dan is een rode bordeaux ook niet verkeerd. Maar zover zijn wij nog lang niet.

Toevoeging: Keròk is een behandeling met het doel een kwaadaardige kou uit het lichaam te verdrijven. Hiertoe wordt de rug met massage olie ingesmeerd, vervolgens wordt er met een hard voorwerp strepen op de rug getrokken. De benggol, de grootste koperen munt in Indië, is hiervoor het meest geschikte massage instrument. Na de behandeling vertoont de rug wat tekening betreft grote gelijkenis met een tijgervel. Pas op! Het duurt enkele dagen, voordat de strepen zijn verdwenen.

Mijn knappe tante Jeanne werd wat dat betreft ervaringsdeskundige. Zij had zich door de kokkin laten keròk. Twee dagen later wilde zij naar een feest in de sociëteit. Te laat ontdekte zij, dat al haar avondjurken van een diep decolleté waren voorzien.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage