zondag, juni 06, 2010

2 Het Spoor

±1970

In zijn streven mij te behoeden voor elk mogelijk onheil nam de 'kebon van Tjoekir' zeer drastische preventieve maatregelen. Hij nam bezit van mijn geest en stuurde mijn verlangens en plannen. Hoe kwam ik anders op het waanzinnige idee om de nachttrein te nemen van Londen naar Aberdeen, terwijl al mijn vakgenoten met British Caledonian vlogen om aldaar het congres te bezoeken.

Onze reisafdeling had alles gedaan om het mij zo comfortabel mogelijk te maken. Men had voor mij een eenpersoons slaapcoupé besproken opdat ik heerlijk fit en uitgerust mijn voordracht kon presenteren. De conducteur verzekerde mij, dat hij hoogst persoonlijk mij zou wekken voor het ontbijt met thee of koffie.

In het Verenigd Koninkrijk moet men overigens wel oppassen bij het gebruik van deze dranken. Het is hier de gewoonte om de thee met melk en de koffie met melk zodanig te bereiden, dat er tussen de beide vloeistoffen hoegenaamd geen visueel verschil is waar te nemen. Om niet voor een barbaar van het vasteland aangezien te worden, moet men alle zintuigen mobiliseren om toch het onderscheid tussen thee en koffie vast te stellen. Het getuigt hier van een verfijnde beschaving wanneer men de juiste zoetmakers weet te kiezen; de witte kristalsuiker dient aan de thee te worden toegevoegd en de bruine rietsuiker aan de koffie.

Na wat gelezen te hebben begaf ik mij ter ruste. Het zou best wel lukken, dacht ik, om de slaap te vatten bij de wiegende beweging van de wagon en het eentonige kedèng-kedèng geluid van rails en wielen. Dat was echter een misrekening. Vlak voordat ik in slaap viel verminderde de trein knarsend en piepend zijn vaart. De trein stopte en het werd heel stil. Dan opeens voer een schok door de wagon gepaard aan het geluid van botsende buffers. De wagon voelde ik achteruit rijden, dan weer vooruit; daarbij hoorde ik weer de buffers tegen elkaar slaan en het metalen geluid van het ontkoppelen en koppelen van de rijtuigen. Het was mij duidelijk, dat men bezig was de trein te rangeren.

Nadat ik op deze wijze klaarwakker was gemaakt, reed de trein weer verder.

Vlak voordat ik bijna insliep stopte de trein en werd er weer gerangeerd.

Even voordat ik ten derde male dreigde in te slapen volgde een reprise van de rangeergeluiden.

Het verhaal dreigt even eentonig te worden als de kedèng-kedèng klanken van een rijdende trein.

Zonder rekening te houden met mijn slapeloze nacht deed mijn reiswekker onbarmhartig rinkelend zijn plicht; tijd om op te staan. Uit de kraan van de wastafel liep een dun straaltje water dat met het ritme van de trein heen en weer slingerde. Het lukte mij slechts zeer ten dele om de slaap uit mijn ogen te wassen.

Ik putte troost uit het feit, dat ik van een echt Engels ontbijt mocht genieten.

Inderdaad kwam na een klop op de deur de conducteur met als voorproefje van het ontbijt een kop thee en een biscuitje en leek daarmee zijn welgemeende 'Good morning' te willen onderstrepen. Ik bedankte hem met een,'Thank You very much indeed', en verwachtte, dat er nog twee stewards zouden komen om de rest van het eten te serveren.

Ik wachtte en wachtte en wachtte, maar er kwamen helemaal geen stewards. Tot mijn grenzenloze verbazing bleek het hele ontbijt slechts te bestaan uit het eerder genoemde kopje thee met het armzalige biscuitje. Er was dus geen koffie, melk, corn flakes, roerei, gebakken ham, marmelade, toast, boter, witte bonen in tomatensaus, gerookte schelvis, tomaat, gebakken worstjes, sinaasappelsap en havermoutpap. En dat was toch wel het minste wat je mocht verwachten van een ontbijtje in de trein. Het werd mij op dramatische wijze duidelijk gemaakt: Het karige ontbijt was het symbool van 'the End of the British Empire'.

Op het station van Aberdeen bekeek ik de stadskaart en vond er de locatie van mijn hotel. Ik dacht, dat de de afstand makkelijk te voet afgelegd kon worden ondanks mijn slechte nachtrust en minimale portie ontbijt. Helaas was het een pijnlijke zelfoverschatting van mijn fysieke kracht; het bleek allerminst een makkelijke wandeling. Ik wilde niet, dat mijn vakbroeders aan mij konden zien welke nachtelijke ontberingen ik had doorstaan. Zodra ik het hotel in het vizier kreeg verving ik mijn slome slepende pas door een energieke ferme tred. In de lobby trof ik een paar collega's aan. Ik weerstond de verleiding van de lederen fauteuils, bleef stoer staan, trok mijn mondhoeken omhoog en vroeg hen schijnbaar opgewekt, hoe hun vliegtocht was geweest. Hun reactie was niet bepaald vrolijk. Kort voor de landing moesten zij hun schoenen uittrekken, de veiligheidsgordel strak aantrekken, voor over buigen en met de handen het hoofd beschermen.Na de landing werd hen verzocht rustig en snel het vliegtuig via de opblaasbare glijbaan te verlaten. Wat er aan de hand geweest was, werd hen niet prcies verteld. De luchtvaartmaatschappij was erg terughoudend met het geven van informatie. Het zou slechts een voorzorgsmaatregel betreffen.

De Kebon van Tjoekir, de beschermengel van onze familie, had mij niet slechts behoed voor een 'bijna ongeluk'. Hij had ook voorkomen dat ik op ontluisterende wijze het vliegtuig moest verlaten door met de schoenen in de hand via een glijbaan de Schotse bodem te betreden.


In Beieren bezat mijn firma een een dochtermaatschappij. Deze Duitse dochter was bijna even groot als de Nederlandse moeder. In het laboratorium van deze vestiging werd, evenals in de onze, onderzoek en ontwikkelingswerk verricht op het gebied van kunststoffen en synthetische garens.

Voor een goede afstemming van de werkzaamheden reisde ik gedurende enkele maanden bijna wekelijks met de trein naar het Duitse laboratorium.

Er reden drie internationale treinen door Duitsland. De oudste was de Berglandexpress. Afgaande op de in de Duitse, Franse en Italiaanse taal gestelde gebodsborden reed de trein ook door Zwitserland. De andere twee treinen waren duidelijk producten van het naoorlogse Deutsche Wirtschaftswunder. Ze droegen de dichterlijke namen Rheingold en Lorelei. De inrichting van de restauratiewagens met schemerlampjes was net als die van vijftien jaar geleden; het leek als of de tijd hier had stilgestaan. Nieuw waren de panorama rijtuigen. Ze leken op de Engelse dubbeldeksbussen, alleen bestond hier het bovenste dek uit grote ramen en een glazen dak. Voor een groot deel van het traject reed de trein langs de zuidelijke oever van de Rijn. Het rivierlandschap is magnifiek. Aan de overkant zag je dorpjes als een verzameling poppenhuisjes. Anderzijds waren er heuvels waarop kasteelruines de omgeving domineerden. Op de rivier voeren traag de rijnaken en een plezierboot. Voor mij was het als een mooie natuurfilm, die niet meer boeit nadat je hem tienmaal gezien hebt. Op een keer reed ik in de schemering naar huis en had een mooie plaats in de panorama wagon gevonden. De straatverlichting van de dorpen floepte aan en opeens ontstonden er eilandjes van licht op de noordoever van de Rijn.Het moet rond 19.00 uur geweest zijn. Hoe mooi ook; eerlijk gezegd zat ik liever thuis op de bank om met mijn gezin naar Pipo de Clown te kijken.

Het laboratorium was verbonden aan een grote fabriek waar synthetische garens en vezels werden geproduceerd. Het industriecomplex lag in een onbebouwde kom. Niet ver daar vandaan lagen een aantal dorpen waar veel personeelsleden huisvesting hadden gevonden. Vanwege de goede spoorverbinding verbleef ik meestal in het stadje Obernburg. Ik had er de keuze tussen vijf kleine hotelrestaurants. Zonder uitzondering waren de kamers keurig ingericht en bezwangerd van de geur van schoonmaakmiddelen.

In één van deze hotels had ik een minder aangename evaring. Ik arriveerde om acht uur 's avonds. De eigenares had slechts een zolderkamer voor mij, omdat het hotel vol was. Het was merkwaardig, dat ik geen enkele andere hotelgast kon ontdekken. De volgende dag deelde ik de ontbijtzaal slechts met twee andere gasten. Na het ontbijt wilde ik in de slijterij aan de overkant van de straat een fles Eiswein kopen. Ik nam mijn weekendtas mee om de fles tussen de kleren tegen breuk te beschermen. De hotel eigenares hield mij tegen en verbood mij het hotel te verlaten zonder eerst te betalen. Na de hotelrekening te hebben voldaan kocht ik de begeerde fles Eiswein. Met een zuur gezicht gaf de eigenares mij toestemming om in de lobby te wachten. Gelukkig duurde het niet lang voordat de Mercedes taxi van de zaak mij kwam ophalen. Ik stapte in de auto zonder een blik op de eigenares te werpen.

In de auto echter rees bij mij de gedachte, dat de hotelhoudster mij wellicht had aangezien voor een criminele allochtoon. Eerlijk gezegd, ik kon het haar niet euvel duiden. Ik heb namelijk mijn uiterlijk niet mee. Keer op keer overkwam het mij, dat ik op het Londense vliegveld Heathrow

door de douane er uit werd gepikt om aan een grondige visitatie te worden onderworpen. En als men mij over het hoofd had gezien, dan hoefde ik alleen een paar keer snel naar links en rechts te kijken en ja hoor, mijn koffer moest weer open. Ik hoor nu de lezer luidkeels denken, 'Sukkel, dan vul je toch je koffer met stinkende, beschimmelde ongewassen sokken!' Inderdaad een geweldig mooi plan. Het was voor mij helaas niet uitvoerbaar. Ik woonde weliswaar in een huis met een tweede verdieping en vijf slaapkamers, maar ik moest deze woonruimte delen met een lieve echtgenote en vier kinderen. Geen van hen was bereid toestemming te verlenen om in huis een berg ongewassen sokken te laten beschimmelen.


0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage