dinsdag, augustus 18, 2009

Naar Holland

Het einde van de 'Eerste Politionele Actie' viel toevallig samen met het begin van het nieuwe schooljaar. Nog maar enkele weken bezochten wij de HBS voordat wij ons gereed maakten om naar Holland te vertrekken. Onder wij versta ik Mam, Maud en ik. Jan was al in Maart afgereisd. Het was de bedoeling, dat Mam een jaar bij ons zou blijven. De overtocht was primitief maar kosteloos. Pap had vanwege zijn dienstjaren nog recht op verlof naar Holland voor echtgenote en minderjarige kinderen. Het moet voor Pap en Mam niet makkelijk zijn geweest. Na een door oorlog en revolutie gedwongen scheiding van vijf jaar waren zij nog maar net zes maanden weer bij elkaar.


Holland was voor ons geen vreemd land. Wij kenden het zelfs erg goed, althans in theorie. Op school kregen wij behalve in 'Indische' ook zeer gedegen les 'Vaderlandse' geschiedenis. Wij leerden wie Jacoba van Beieren en Floris V waren. Het zijn personen, die in de wereldgeschiedenis wellicht niet eens in een voetnoot worden vermeld. Ons werd heel gedetailleerd de aardrijkskunde van Indië en die van Nederland bijgebracht. Als kinderen van de Lagere School konden wij op blinde kaarten Bagansiapiapi, Valkenburg, Kendal, Oude Pekela, Singaradja en Dieren aanwijzen.

Op de verjaardag van koningin Wilhelmina zongen wij als schoolkinderen diverse Vaderlandse liederen waarvan de inhoudelijke betekenis ons soms ontging. Ondanks mijn heel vals klinkende zangstem zong ik luid en enthousiast, 'Wien Neerlands bloed door d'aderen vloeit.......van vreemde smetten vrij.....' En dat terwijl mijn bloed louter uit vreemde smetten was samengesteld.

Wij stelden ons Nederland voor als een geweldig land met een superieure technologie en beschaving.


-------


Noot. Nog maar net in Holland aangekomen voelde ik mij gevangen in dikke winterkleren en een chronische verkoudheid.

Ik had niet kunnen vermoeden, dat ik zo terug zou verlangen naar de brandende zon en die troebele lichtgroene soep, waarmee het zwembad in Semarang was gevuld.

Drie en dertig jaar later waren Julie en ik met vakantie in Indonesië. Op een keer zat ik in een badjai. Het is een driewielige taxi, die met luid knetterende motor en omgeven door benzinedamp zijn komst kenbaar maakt. Het maakt de claxon tot een overbodig accessoire. De chauffeur nam de kortste route. Hij koos daarvoor een ongeplaveide weg dwars door een stads kampong van Jakarta. Ondanks motorlawaai, uitlaatstank, stofwolken en de brandende zon genoot ik van de taxirit. Dit was mijn thuis. Maar opvoeding en traditie hadden mij zodanig beïnvloed dat ik mij zelf had veroordeeld tot het wonen in de welvaartsstaat, waar nu mijn huis staat.




0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage