zaterdag, december 01, 2007

Onvergetelijke Voorvallen

Klatèn, Spoorlaan 27

Het hoofdgebouw was aan de linkerzijde door middel van een trap verbonden met de lager gelegen overloop, die naar de bijgebouwen leidde. Ik zat vaak op die trap te staren naar de tuin. Er kwamen soms allerlei rare vragen bij mij op zoals: “Waarom is een steen hard en een plant zacht?”
‘Wat zit je weer te suffen!’ hoorde ik René achter mij zeggen.
‘Ik suf niet,’ reageerde ik verontwaardigd, ‘Ik denk.’
Door dit antwoord bleek ik onbedoeld mijn gesuf te hebben opgewaardeerd tot een acceptabele intellectuele bezigheid. Nu kon ik ongestoord voor mij uit staren. Het was niet zichtbaar of ik bezig was met een poging het wezen der dingen te doorgronden of dat ik fantaseerde over slechts in witte sokken geklede mooie meisjes.
De bijgebouwen zoals de keuken, voorraadkamer, badkamer, bediendenkamers enz. lagen op een rij langs een open galerij. Deze fungeerde voor de bedienden als gemeenschappelijke huiskamer. De galerij eindigde in het paviljoen. Een muur verbond het paviljoen met het hoofdgebouw. In dit aan drie zijden afgesloten tuintje voltrok zich een voor ons kinderen een onvergetelijk voorval.
Pap en Mam vonden het een goed idee, dat aan de huisdieren ook nog twee konijnen als tuindieren werden toegevoegd. Nadat wij de witte konijntjes bijna hadden doodgeknuffeld, kregen zij het tuintje als verblijfplaats toegewezen. De ruimte werd met twee meter hoog kippengaas afgeschermd. De honden konden niet wennen aan de knaagdieren. Zij bleven tegen hen blaffen en grommen. Op een dag sprongen de twee honden als zwarte duivels door een open raam van het hoofdgebouw en belandden in het domein van de konijnen. Hun noodlot voltrok zich in enkele seconden. Ze waren al doodgebeten toen wij met zijn allen herhaaldelijk schreeuwden, ‘Moortje af, Mikkie hier !’ Geen van ons heeft dit drama ooit kunnen vergeten.
Eind januari was het hoogtepunt van de diepe depressies in de natte moesson. Geen dag ging voorbij zonder donder en bliksemschichten. De regen stortte zich bij bakken op de daken; het water spoot uit de regenpijpen. In mijn herinnering heb ik op mijn verjaardag nooit een sterrenhemel gezien. Op een keer slaagde kokkie er in een klein maar onvergetelijk feest van mijn geboortedag te maken.
Zij bereidde een nasi toempeng. Dat is een kegel gekookte gele rijst. De kegel bracht zij over op een tampah, een rond dienblad van fijngevlochten bamboe. Om de suggestie van een vulkaan te accentueren bekroonde zij de top met een paar rode pepers. Kokkie decoreerde de berg met grote en kleine gehakt balletjes van verschilende smaken. De versiering werd afgemaakt met repen ommelet. Rond de voet van de berg had zij allerlei droge gerechten gesorteerd. Wij kregen elk een lepel en zittend, hurkend of op de knieën rond de berg gingen wij aan de slag. Het was geen moeizaam eten als door de spreekwoordelijke rijstebrijberg. Integendeel, wij verplaatsten enthousiast de gehele gele vulkaan naar onze magen. Het festijn werd beëindigd, toen in koor, ’Ik kan niet meer,’ geroepen werd.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage