zondag, juli 04, 2010

Solo

Pieter Portier en Josephine Portier -Mouthaan hadden voor de oorlog een groot oud huis. De afmetingen van de tuin waren in overeenstemming met die van het huis. Het erf werd omzoomd door talrijke vruchtbomen. Er bleef echter genoeg ruimte voor de kinderen over om in de tuin te leren fietsen en met de buurkinderen de in die tijd favoriete spelletjes te doen. Het echtpaar had zes kinderen, Ietje, Rena, Leo, Truus, Julie en de enige zoon Bob. Het verschil in leeftijd tussen de oudste dochter Ietje en de jongste Julie was zestien jaar.


Aan het ene eind van de Muloweg stonden aan weerszijden de Katholieke kerk en het Nonnenklooster. De beide gebouwen waren gescheiden door een heel smal deel van de weg, die zich na een honderd meter een drievoud aan breedte toenam. Direct rechts van de weg was het huis van de de familie Portier. Schuin tegenover de Portiers stond het Katholieke Seminarie, dat in de volksmond de 'Broederschool' werd genoemd. De weg vervolgend vond men aan de linkerzijde de Katholieke Lagere School en aan de rechterkant het paleis van prins Kusumoyudo.

De weg eindigde bij een T-kruising. In het midden van de horizontale balk van de T was één van de poorten die naar het Mangkunegaran paleis leidde.

Rond 1900 werkte vader Piet Portier als klerk op het Residentie kantoor. Eén van zijn collega's heette Raden Mas Suparto, een jongen van adellijke afkomst. In 1916 volgde Suparto zijn oom op en werd prins Mangkunegoro VII. Tussen vader Portier en deze prins bestond niet alleen een vriendschappelijke maar ook een zakelijke relatie. Portier stond bekend om zijn ijzersterk geheugen, waarmee hij in de reeks eeuwenoude archieven de diverse contracten tussen de vorsten en de koloniale overheid kon terug vinden. Ook die andere Solose vorst Zijne Vorstelijke Hoogheid Susuhunan Paku Buwono X maakte graag gebruik van de kennis van Portier. Deze laatste vorst werd gemakshalve met 'de Sunan' aangeduid.

Het echtpaar Portier werd altijd uitgenodigd bij een feestelijke gelegenheid in het paleis van de Sunan, de Keraton Hadiningrat Surakarta of in dat van de Mangkunegoro, de Istana Mangkunegaran.


Vele Indonesische vorsten gedroegen zich als gezagsgetrouwe onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden. Zij vergaten echter niet, dat de Nederlanders in feite bezetters waren van hun land. De Sunan had een opmerkelijke manier om zijn ongenoegen hierover te laten blijken. Hij deed dit door de grenzen van de Nederlandse gedragsnormen wat op te rekken.

Een voorval tijdens één van de hofbals in de Keraton heeft zich onuitwisbaar in het familiegeheugen vastgeklonken:

Ma Portier had de eer door de Sunan, die de Europese dansen uitstekend beheerste, ten dans gevraagd te worden. Tijdens een Weense wals maakte hij haar een compliment, 'Mevrouw, wat hebt U mooie benen.' Een halve eeuw later kon Ma Portier nog altijd met grote verontwaardiging opmerken, 'Hoe kon hij dat nou weten. Ik droeg toch een lange jurk. Onbeschoft is die Sunan.'


Er deden talrijke verhalen de ronde hoe de Sunan zowel eenvoudige Nederlandse burgers als hoge ambtenaren schoffeerde om zijn ongenoegen met de koloniale overheersing tot uitdrukking te brengen. Of het allemaal echt gebeurd is kan helaas niet meer worden nagegaan.


Op de feesten aan het hof was het gebruikelijk, dat wanneer de Sunan een dame had uitgekozen voor een dans, hij zijn adjudant opdracht gaf de betreffende dame naar hem te begeleiden. Op een keer keek hij de vrouw verbaasd aan en zei tegen de adjudant, 'Ndah ini, yang lain. (Niet deze, die andere)'. Begeleid door de adjudant liep zij over de marmeren dansvloer terug naar haar plaats aan de overzijde van de zaal. Na een een knikje van de Sunan kreeg haar buurvrouw de eer om met zijne Vorstelijke Hoogheid te mogen dansen.


Bij een andere feestelijke gelegenheid had de Sunan drie keer of meerdere malen dezelfde danspartner. Als waardering liet hij de volgende dag bij deze knappe doch getrouwde dame, een grote diamant van zeldzame helderheid bezorgen. Met dank, doch niet zonder ontsteltenis, moest zij deze buitensporig grote attentie in ontvangst nemen. Al gauw kwam dit voorval terecht in het roddel circuit. Het werd sterk in twijfel getrokken, dat de ontmoeting met de Sunan zich had beperkt tot de dansvloer. En de diamant? Die werd in de verhalen alsmaar groter en kostbaarder.


Het was gebruikelijk, dat een Nederlandse ambtenaar van het Binnenlands Bestuur op gezette tijden bij de Sunan op audiëntie kwam om met hem de lopende zaken te bespreken. Het gebeurde een keer, dat tijdens een bespreking de Sunan naar een bediende wenkte en haar meedeelde, 'Kencing, kencing (Plassen,plassen).' Zij kwam toen met een plaspot en bracht deze vakkundig op de juiste plaats onder zijn kain. De Sunan ging onder het geluid van gedempt gekletter gewoon verder met het gesprek


De Sunan maakte graag reizen over Java buiten de grenzen van zijn rijk. Dit moest het Nederlands Indische Gouvernement met tegenzin toestaan. Het kostte veel geld om de Sunan met het gebruikelijke grote gevolg met de trein naar de gewenste bestemmingen te brengen. Erger vond men de toejuichingen van de samen gestroomde menigten in Surabaya en Malang. Hiermee maakte het volk duidelijk, dat zij de Sunan en niemand anders erkenden als de legitieme heerser over Java.



NB.

Zie voor de beschrijving van de tuin de verhalen:

'Putri Solo' op de website www.doppert.nl

'Spelen in Solo' op de weblog 'vertellingenvanlouis'





0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage