zaterdag, december 15, 2007

Achtergalerij

Klatèn, Spoorlaan 27

Volgens de overlevering was ik een kind, dat in zeven sloten tegelijk liep. Het is een foute uitdrukking, die hoognodig aan revisie toe is. Het is fysiek onmogelijk om in zeven sloten tegelijk te lopen; maar wel in de ene sloot na de ander, dus na elkaar.

Zo kwam het, dat als mijn ouders ‘s avonds weg moesten, zij het toezicht op mij aan de bedienden over lieten. Ik mocht dan bij hen op de achtergalerij spelen.De spaarzame verlichting van een enkele lamp verleende aan de galerij een intieme en gezellige sfeer. Meestal ging ik zittend op de koele vloer dakon spelen met één van de bedienden.

Het spel is in Indonesië in vele gewesten onder even zovele namen bekend: dakon (Midden-Java), dagon (Oost-Java), metjiwa (Bali), tjato (Atjeh), tjonka (West-Borneo) enz. In een schuitvormig houten blok zijn aan de uiteinden twee komvormige potten en daartussen een dubbele rij van zeven of negen kommetjes gesneden. Deze worden gevuld met gelijke aantallen tamarinde pitten of schelpjes. Uit een klein kommetje graai je de pitten en verdeelt ze over alle kommen. Van wie de grote kom het eerst helemaal vol is heeft gewonnen. (Een volledige beschrijving door Wies van der Star is te vinden op http://www.onzeplek.nl/) De charme van het spel is vooral de eenvoud. Je moet wel goed opletten. Maar een grootscheepse mobilisatie van je intelligentie is niet nodig. Er blijft genoeg ruimte over om elkaar anekdotes te vertellen.

Na verloop van tijd vroeg Kokkie, de kokkin mij, ‘Apa ndòrò sinjo lapar, apa soeka makan? Heeft de edele jongen honger en zin in eten?’ Ik leed aan dezelfde kwaal als vele edele en onedele jongens van mijn leeftijd hadden. Ik had altijd trek. ‘Memang saja lapar lagi. Natuurlijk ben ik weer hongerig.’

Kokkie had dit allemaal voorzien. Zij wist, dat ik een maaltijd graag op authentieke Indonesische wijze consumeerde. Daarom kookte zij voor mij de rijst niet te papperig of te rul; maar zodanig, dat de korrels tot een coherent geheel gekneed konden worden. Kokkie draaide er haar hand niet voor om om in een handomdraai sambal oelek te maken.

De sambal oelek wordt bereid uit grote rode Spaanse pepers, grof zeezout, een stukje geroosterde trassi (pasta van gefermenteerde garnalen), en een mespuntje suiker. Het mengsel wordt fijngewreven tot een smeuïge massa met behulp van een tjobeh, een uit een rotsblok gehouwen bord vormige wrijfsteen, en een oelekan. Deze laatste is feitelijk niets anders dan een technisch door ontwikkelde stenen vuistbijl uit de prehistorie. De sambal oelek wordt afgemaakt met een paar druppels djeroek nipis (soort limoen). De toevoeging van zuur dient om bepaalde eiwit aminen te binden, die de minder aangename ‘amis’ geur-en smaak veroorzaken.

Tijdens de bereiding van de sambal oelek had Kokkie tevens een paar stukken gerèh (gezouten gedroogde vis) in de hete klapperolie laten glijden. In luttele seconden werden de stukken vis al sissend gaar gebakken. Enkele staafjes komkommer completeerden het souper.

In kleermakerszit wachtte ik met verborgen ongeduld op mijn maaltijd. Toen Kokkie mij het bord met eten aanreikte beloonde ik haar met de dankbare blik van een hongerige hond. Teneinde het summum van eetgenot te beleven dien je af te zien van ieder soort eetgereedschap en uitsluitend met behulp van de vingers het voedsel naar de mond te brengen.

Aldus scheurde ik een stukje gerèh af, doseerde de hoeveelheid sambal met een vingerveeg over de rode massa en kneedde het met wat rijst tot een pyramide….Nog even een stukje komkommer eten om de mond te verfrissen en te bevochtigen. En dan eindelijk kwam het ‘moment suprême’: Ik nam het kneedwerk tussen de vingers en schoof het met de nagelzijde van mijn duim in de mond ….

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage