zondag, juli 18, 2010

Kruimeltje

Op 8 maart 1942 capituleerde het Koninklijk Nederlands Indische Leger. Van Piet en Fien Portier raakte niet alleen hun zoon Bob, maar ook hun schoonzoon Piet Henssen in krijgsgevangenschap. Ietje en Piet woonden met hun drie dochters, Jossie, Enie en Vonnie in Surabaya. Nu Piet er niet was trok Ietje voor alle veiligheid in bij haar ouders in Solo. Voor het gezinnetje werd een extra kamer verkregen door een deel van de voorgalerij af te schutten.


Aan de krijgsgevangenen werd geen salaris uitgekeerd. Bovendien verloren de meeste Indisch Nederlandse mannen en vrouwen hun baan. Piet Portier was bij het uitbreken van de oorlog al acht jaar met pensioen. Dit pensioen ontving hij rechtstreeks van het residentiekantoor, waar hij vroeger had gewerkt.

Had hij tijdens de Japanse bezetting als Indische Nederlander nog recht op deze uitkering? Misschien niet. Hebben zijn voormalige Indonesische collega's er voor gezorgd, dat hij toch zijn pensioen kreeg? Door de chaos van de revolutie, die uitbrak bij het einde van de oorlog, kon hier nooit een antwoord op worden gevonden.


Eén enkel inkomen, het pensioen, was weinig om zo veel volwassenen en kinderen te onderhouden.Ter bestrijding van de kosten werd de piano te gelde gemaakt en de oogst van de vruchtbomen werd niet meer zelf geconsumeerd maar verkocht.

Op een middag werd langzaam en knarsend de tuindeur geopend. De familie zag niet geheel vrij van angst twee Japanners het erf op lopen. Vader Portier liep hen snel tegemoet. Ze troffen elkaar ter hoogte van het tuinmeubilair. Het tweetal woonde in het voomalig seminarie. Zij bleken tot de civiele tak van de Japanse bezettingsmacht te behoren. Het gesprek met Vader Portier vonden zij blijkbaar erg gezellig. Zij namen zelf 'biro', saké en zoutjes mee. Verder dan het tuinzitje kwamen zij niet. Toch was het hun niet ontgaan, dat de familie bestond uit een groot aantal jonge vrouwen en kinderen. Zij vroegen aan Vader, of zijn dochters sokken voor hen konden breien. Inderdaad bezaten zij die vaardigheid was Vaders antwoord. Al de volgende middag kwamen zij met strengen breikatoen. De maten van de sokken, de benodigde hoeveelheid breikatoen, de kosten en de verdere afspraken liepen allemaal via Vader. Eén van hen bracht een streng zijdegaren mee. Japanners hebben moeite met het uitspreken van de 'l'; silk werd door hem als 'siroek' uitgesproken. Na consultatie van zijn dochters begreep Vader, dat het dus zijde betrof. Van de dochters kreeg deze Japanner de bijnaam Siruk. Nooit hebben zij enige toenadering tot de meisjes gezocht. Deze Japanners in civiele dienst werkten op het voormalige residentiekantoor, dat onder een andere naam met vrijwel dezelfde ambtenaren het werk deed. Het kan bijna niet anders of deze Japanners hebben van de ex-collega's van Vader gehoord wie de heer Portier en zijn staat van dienst was.


Mannen, vrouwen en kinderen met 100% Nederlands bloed werden opgesloten in mannen-, vrouwen- jongenskampen. De kinderen konden daardoor geen geregeld onderwijs krijgen. Het geven van onderwijs aan de Indisch Nederlandse kinderen, die buiten de kampen waren gebleven, was verboden. Deze nakomelingen van de voormalige overheersers moesten dus dom blijven. Truus en Julie zijn dus gedurende de Japanse bezetting niet naar school gegaan. Een buurmeisje zat voor de oorlog met Julie op de MULO in een parallelklas. Als Indonesische mocht zij gewoon naar school gaan. Gedurende de gehele oorlog kwam zij bij de pagger om Julie te vertellen over de gebeurtenissen op school. Persoonlijke vriendschap is belangrijker dan etnische en politieke verschillen.


Voor de oorlog werd Java overspoeld door agaatslakken. Wij noemden ze 'bekitjots'. Het waren vuistgrote slakken die al het groen, dat ze tegen kwamen langzaam doch zonder ophouden opvraten. In 1944, met het einde van deoorlog in zicht groeiden de voedseltekorten. Men had ontdekt, dat de agaatslakken goed eetbaar waren door het slijm in kalkwater af te spoelen. Even bakken of roosteren en je had vlees bij je maaltijd. Niet lang na de ontdekking van de eetbaarheid van de slakken was het afgelopen met de slakkenplaag. De bekitjots waren echter bij lange na niet voldoende om de hongersnood te lenigen.

Opeens was hij er. Een broodmager jongetje zat op de muur bij het hek. Zijn armen en benen staken als stokken uit de vale vodden, die hij als kleding droeg. Hoe oud hij was kon men moeilijk schatten. Door voedselgebrek had hij waarschijnlijk een groei achterstand opgelopen. Moeder Portier schepte een portie rijst met toespijs op een emaille bord en liet het door één van de kinderen aan Kruimeltje geven. Ja, Kruimeltje, zo noemden de kinderen hem. Hij kwam dagelijks bij het hek voor zijn bord eten. 'Kruimeltje is er weer,' hoorde men elke dag één van de dochters roepen. Dat was het sein om zijn portie rijst op te scheppen.

Het jongetje kwam van de kampong achter het huis van de Portiers. Meer wist men niet van hem.


Zie op www.doppert.nl het verhaal 'Kebon'




0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage