donderdag, januari 08, 2009

Petronella

Wij kregen bericht, dat Jan ernstig ziek was. Er werd een andong, paard en wagen, geregeld om hem van Wanoedjojo direct naar het Petronella ziekenhuis in Djokja te vervoeren.

Dik ingepakt in een wollen deken stapte hij rillend van de koorts in de andong. Hij had het verschrikkelijk koud, ondanks de middagtemperatuur van 32ºC.


Het Petronella ziekenhuis heet thans Rumah Sakit Kristen. Het ligt aan de grote weg naar Soerakarta. Mam had er in de jaren 1940-1941 gewerkt als hulpverpleegster in het kader van het COVIM, Centraal Overleg Vrouwen In Mobilisatietijd. Uit die periode kende zij nog alle Indonesische artsen van dit Protestantse ziekenhuis.

Jan werd grondig onderzocht. De diagnose luidde: Tyfus en longontsteking. Een dodelijke combinatie, want er waren geen antibiotica beschikbaar. De artsen Samalo en Pikollie beloofden al het mogelijke te doen om Jan er doorheen te slepen.

Ondanks de hoge koorts kon hij nog vertellen, hoe hij de ziekten moest hebben opgelopen. Tijdens de nachtelijke controles liep hij de droogschuren van de tabak in en uit. Ze werden gestookt tot een temperatuur van 60ºC. Hij baadde in het zweet en was al verkouden. Dorstig door het vochtverlies dronk hij lekker fris water uit een put. Deze bleek achteraf besmet te zijn met tyfus.

Jan kreeg een kamer in de klasse afdeling. Deze bestond uit een rij van een tiental kamers. Aan één zijde was de galerij, waarlangs het verplegend personeel geluidloos de patienten bezocht. Aan de andere kant had elke kamer een terras met uitzicht op een grasveld. Het ziekenhuis lag aan de toenmalige oostgrens van de stad en vrij ver van het centrum, waar wij woonden. Mam kon Jan niet dagelijks bezoeken. Daarom fietsten Maud en ik iedere middag naar het ziekenhuis. Onderweg zagen wij dat alle Indonesiërs een rood-wit speldje, de kleuren van de Republiek, droegen. Wij niet. Iedereen begroette elkaar met heel hard Merdeka, vrijheid, te roepen. Wij beantwoordden deze groet niet en keken strak voor ons uit. Misschien hadden zij de pest aan ons. Het deerde ons niet. 'De Amerikanen en de Engelsen komen toch al gauw', dachten wij.

De eerste dagen kreeg Jan niets te eten en mocht uitsluitend melk drinken. Het duurde niet lang of hij kon aan de melk proeven wat de koe had gegeten: gras, maïs of suikerriet bladeren.

Op een dag werd de laatste kamer van de rij gereed gemaakt voor de opname van een republikeinse legerofficier. Hij werd vergezeld van een lijfwacht van tien soldaten. 'Is het een status symbool?' vroegen wij ons af. Nee, blijkbaar niet. Toen de avond was gevallen vonden er schoten wisselingen plaats, die de gehele nacht voortduurden. Betrof het een een ideologisch en politiek meningsverschil, dat met de wapens werd uitgevochten? Nee, het conflict bleek veel ernstiger te zijn. Het raakte de diepste menselijke gevoelens, die verband houden met de voorplanting en dus ook met het voortbestaan van de mensheid: Het betrof de Liefde.

De twee officieren waren verliefd geworden op dezelfde dame. Zo een nachtelijk duel tussen de soldaten van de rivalen was natuurlijk bloed romantisch. Maar al dat schieten had de patienten wel uit hun slaap gehouden. De volgende dag was de rust weergekeerd. De verpleegsters wilden niet vertellen hoe het was afgelopen.


Jan kreeg een zekere Hannie als buurvrouw. Zij voldeed aan alle specificaties van een Indisch meisje, zoals die worden vermeld in vooroorlogse romans:

'Zij is een adembenemend mooie exotische schoonheid met ravenzwart haar, grote onschuldig kijkende ogen, een koelit langsep, dat is een olijfkleurige huid en tenslotte een gracieuze manier van bewegen. Maar zij is ook wulps, behaagziek en lichtzinnig.'

Een type dat, hoewel zeer sporadisch, toch echt bleek te bestaan.

Vlak voor de oorlog trouwde Hannie met een veelbelovende jongeman. Hij raakte in de oorlog in Japanse krijgsgevangenschap. En de oorlog duurde maar en duurde maar voort, er leek geen einde aan te komen. Deze onvrijwillige scheiding van haar man dreef haar in de armen van Chris. Hij behoorde tot de weinige Indo's, die nog vrij rondliepen vanwege het economisch belang van hun werk. Chris was veel ouder, getrouwd en welgesteld.

Zelf heb ik hen alle drie knus in een andong gezien, Chris, zijn echtgenote en Hannie.

Nu de oorlog was beëindigd, zou Hannies echtgenoot waarschijnlijk spoedig thuiskomen.

Klein foutje in het scenario; Hannie was in verwachting geraakt van Chris. Zij onderging een abortus, die niet erg deskundig bleek te zijn uitgevoerd. Daarom lag zij nu in het ziekenhuis. Wij maakten vaak een praatje met haar. Onze ouders waren kennissen van elkaar. Als Jan op het terras zat hoorde hij ongewild de gesprekken tussen haar en een verpleegster. Daar werd hij niet vrolijk van.


Jan mocht na twee weken naar huis. Zijn genezing was een klein wonder. Het was september 1945.

Hij had deze eerste aanslag van de 'Verschijning' overleefd. De tweede liet niet lang op zich wachten.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage