donderdag, februari 08, 2007

1. De naaste naasten

Er bestond voor de huisbedienden vaak de volgende hiërarchie. Geheel bovenaan de ladder stond de chauffeur. Hij was de man, die tijdens het rijden verantwoordelijk was voor de veiligheid van de gezinsleden. Bovendien werd van hem enige kennis van autotechniek verwacht.

Wij hadden geen chauffeur, waardoor de djongos de hoogste rang bekleedde.

Een Indisch huis bestaat uit aan elkaar geschakelde open galerijen. De definitie van een galerij is. : Een leefruimte, die is afgeschermd door slechts twee of drie muren. In plaats van door een derde of vierde muur wordt de ruimte verder begrensd door een balustrade. Deze laatste wordt vaak onderbroken door een trap. De wind heeft vrij spel en brengt niet alleen koelte, maar ook het stof van de straat.

Daarom dat Aboe, onze djongos, minstens eenmaal per dag de stenen tegelvloer dweilde met een desinfecterende oplossing van carbol. De kinderen speelden immers graag met hun blote beentjes op de altijd lekker koele vloer. Hij dekte ook de tafel, bracht de gerechten van de keuken naar de eetgalerij en hielp bij het doorgeven van de schalen. Daarna stond hij gereed met een kan water waarin ijsblokjes tinkelden en schonk zonodig de de glazen bij. Wij namen aan, dat hij geen Nederlands verstond. Het is echter waarschijnlijk, dat hij op zijn minst de stemmingen heeft aangevoeld.

Het was in Indië de gewoonte, dat familie en vrienden even kwamen ‘mampirren’. Dat is onaangekondigd een kort bezoek brengen. Aboe nam de honneurs waar als geen van mijn ouders thuis was. Hij bood de gasten drank en versnaperingen aan en zorgde, dat ze niets te kort kwamen.

Djongos is afgeleid van jongen. Maar onze Aboe verdiende het eigenlijk om butler of majordomus genoemd te worden.

Kokkie, zo werd de kokkin altijd genoemd. Als Kokkie vakbekwaam was en talent had, dan kon ze evenveel verdienen als de djongos. Na de huwelijksreis van mijn ouders kwam oma Naomi, mijn moeders moeder, een paar weken logeren om te trachten Kokkies kookkunst naar een hoger niveau te tillen ( zie www.doppert.nl ; Koken voor de Sultan ). De poging slaagde volledig. Onze kokkin kon Europese, Indo Europese en Indonesische maaltijden bereiden. Al deze gerechten hadden een licht zoet accent en waren aangepast aan de de smaak van Djokja en Solo, waar mijn ouders vandaan kwamen.

Een trap verbond het hoofdgebouw met de lager gelegen bijgebouwen, die bestonden uit keuken, badkamer, bedienden vertrekken enz. Aangezien koelkasten nog geen gemeengoed waren, moest Kokkie dagelijks verse ingrediënten kopen op de pasar ( markt ). Als het menu werd besproken, dan zat mijn moeder op een stoel en nam Kokkie lager plaats op één van de treden van de trap. Het had niets te maken met arrogant koloniaal gedrag maar alles met de Indonesische adat. Adat omvat het gedrag en de leefregels waaraan men zich moet houden. Een ieder weet zijn plaats en voelt zich op zijn gemak.

Veel vrouwen uit Holland interpreteerden dit als slaafs gedrag en achtten het onacceptabel. Inlanders zijn toch ook mensen als zij! Zij dwongen de kokkin op een stoel te zitten. Het was goed bedoeld, maar de kokkin voelde zich er hoogst ongemakkelijk bij. Het was tegen haar adat en misschien was ze niet eens gewend op een stoel te zitten.

De werkzaamheden van de baboe tjoetji, de wasmeid, liggen voor de hand. Wij vormden een gezin van zeven personen. Dagelijks verschoonden wij niet alleen onze dag- maar ook onze nachtkleding. Dit was bij de tropische temperaturen een noodzaak. Het wasgoed werd met Sunlight zeep ingewreven, gewassen en uitgespoeld. Meestal waren de kleren dank zij de felle zon in enkele uren droog. Aan het eind van de middag lag alles gestreken en gevouwen in de kasten.