zondag, januari 13, 2008

Oma Naomi

‘Voor zover ik me het kan herinneren hadden wij hem altijd al,’ vertelde Mam, ‘Hij moet dus minstens dertig jaar oud zijn. Het betrof Kàkà, Oma’s geelkuif kakatoe. Hij zat gewoonlijk op een metalen stokje, waar aan hij was geketend middels een lang fragiel kettinkje. Als hij van het stokje viel dan klom hij met snavel en poten weer naar boven.

Het dier had iets menselijks en vervaarlijks. Met zijn linkerpoot kon hij onwrikbaar een pinda vasthouden. Met zijn vlijmscherpe kromme snavel kraakte hij de schil en haalde er heel handig het nootje uit. Nog nooit had ik gezien, dat hij er één liet vallen.

Nieuwjaar 1932 te Tjoekir, Oma Naomi en al haar kleinkinderen.
V.l.n.r.: Frans, Bert, Chris, Maudy, John, Oma Naomi, Loek (voorgrond), Jan, Maddie, Wim, René, Henk
De logerende kinderen staan op het punt van vertrek; zij hebben tenslotte hun schoenen al aan.

Wij kinderen keken met ontzag naar zijn verrichtingen. Het moest voor Kàkà een koud kunstje zijn om met zijn snavel een warm stuk kindervlees uit ons lichaam te verwijderen. In onze verbeelding zagen wij de glimmende tegels al rood gekleurd van ons bloed.

Wij beschikken over een zeer levendige fantasie. Daar kunnen wij niets aan doen. Het zit nou eenmaal in onze genen.

In het wild leven geelkuif kakatoes in dichte zwermen bij elkaar. Dat vinden zij gezellig. Het zijn zeer sociale vogels. Bij gebrek aan soortgenoten zoeken zij graag het gezelschap van andere levende wezens.

Door handig met zijn snavel het kettinkje los te peuteren lukte het Kàkà weer eens zich te bevrijden. Met zijn gekortwiekte vleugels fladderde hij op de grond. Tot zijn grote vreugde zag hij een groep levend wezentjes op de galerij. Stil en voorzichtig naderde hij de mensenkinderen, die zittend op de vloer in hun kaartspel waren verdiept. Hij taxeerde de situatie met zijn linkeroog, wendde zijn kop en keek vriendelijk met het rechteroog. Vervolgens zette hij zijn gele kuif op en liet zodoende zien hoe mooi hij was. Overtuigd van een hartelijke ontvangst begroette hij de kinderen door lief en zachtjes zijn naam te noemen,’Kàkà, Kàkà’.

‘Kàkà is los,’ klonk de alarmkreet. Met schrik keken wij naar de vogel, die geluidloos naderbij sloop.

‘Kijk, hij loert naar ons met één oog.’

‘Hij kijkt vals met het andere oog.’

‘Hij is kwaad, hij zet zijn kuif op.’

‘Kàkà, Kàkà, Hij valt aan.’

Bliksemsnel renden wij de dichtstbijzijnde slaapkamer in en sprongen op het bed. ‘Oma Kàkà is los. Kàkà is los,’ riepen wij.

Daar kwam Oma al met een bezem. Diep teleurgesteld sprong Kàkà op de steel en liet zich gedwee terugzetten op het stokje.

Gemes (uitspraak: g van garçon en toonloze e’s) is een gemoedstoestand waar veel lieden in Zuid-Oost Azië menigmaal ten prooi vallen. Het is een onbedwingbaar verlangen om een eigen kind of kleinkind op buitensporige wijze te liefkozen. Dat wil zeggen, dat het slachtoffer van deze affectie zo hardhandig wordt geknuffeld, dat het nog net niet uit schreeuwd van de pijn. Aangezien ik Oma’s jongste kleinkind was, moest ik meer dan eens zo een liefdevolle mishandeling ondergaan. Oma keerde dan de rug van haar hand naar mijn gezicht; met gekromde wijs- en middelvinger vormde zij een tang, waarmee zij mijn wang vast kneep. Vervolgens draaide zij de tang een kwartslag om. ‘Gendjih,’ fluisterde zij dan vertederd. Gendjih betekent klein varken.

Ook bij mijn moeder riep ik associaties op met een zoogdier. Het beest staat echter wat hoger op de aaibaarheidsladder dan een gendjih. Hond was de koosnaam, die mijn moeder mij gaf. Op een keer toen wij veel bezoek hadden, commandeerde zij, ‘Hond, kom hier.’

De conversatie van de visite stokte en ging over in een pijnlijke stilte.

Bij mijn moeder gekomen had ik alleen oog voor de echte ‘djenang Klatèn’ (djenang is een soort dòdòl, zie www.smulweb.nl) , die verleidelijk op een bord lag. Meer was niet nodig om mijn verlangen kenbaar te maken. Mam sneed er een flinke brok van af en stopte die in mijn mond alsof ik een klein kind was. Geruime tijd kon ik geen boe of ba zeggen.

De afkeurende blikken van de bezoekers maakten plaats voor een begripvolle glimlach. Zij waren getuige geweest van de verbale expressie van het ‘gemes’ gevoel.