zaterdag, juli 25, 2009

Mini Militair Tehuis

In 1944 werden de provincies Zeeland, Noord Brabant en Limburg door de geallieerden bevrijd van de Duitse bezetters. De bevrijding van de Noordelijke provincies volgde in 1945.

In de weer onder Nederlands gezag geplaatste provincies werden vrijwilligers geworven om de strijd aan te gaan tegen de Duitsers en/of de Japanners.

De regimenten Stoottroepen en II-13 RI waren voor een groot deel geformeerd uit Limburgse mannen. Kort na de voltooïng van hun militaire opleiding capituleerde eerst Duitsland en drie maanden later Japan.

Het kwam de Nederlandse regering goed uit, dat zij zo gauw na WO II kon beschikken over goed getrainde militairen. In Nederlands Indië namelijk hadden de Indonesiërs zich onafhankelijk van Nederland verklaard en de Republik Indonesia uitgeroepen. De Nederlandse regering echter vond de tijd nog niet rijp om de Indische kolonie volledige onafhankelijkheid te verlenen. Nederland had enorm veel in Indië geïnvesteerd en dat kapitaal wilde men niet zonder slag of stoot prijsgeven. Het ging dus plat gezegd gewoon om de centen dat er een koloniale oorlog uitbrak tegen de opstandige Indonesiërs.

Het is opmerkelijk dat niet slechts ideële motieven maar in hoge mate ook economische overwegingen een grote rol spelen bij het ontbranden van een vrijheidsoorlog.


De regimenten Stoottroepen en II-13 RI werden gelegerd in Semarang. Middels een advertentie deed het stadsbestuur een beroep op de bevolking om gastvrijheid te betonen aan deze militairen die zo ver van huis hun plicht deden. Er werd op grote schaal aan deze oproep gehoor gegeven. Inderdaad was er weliswaar een groot officieel Militair Tehuis, maar een bezoek aan een 'mini militair tehuis' bij gewone burgers was veel gezelliger. Het gaf de soldaat een zeker thuisgevoel.


Een geregelde gast was bij ons Wim van G. Hij was een Limburgse mijnwerker, die als sergeant bij de Stoottroepen diende. Hij was getrouwd geweest met een knappe vrouw met lang blond haar. Op zekere dag ontdekte Wim, dat zijn vrouw overspel pleegde met een Duitse soldaat. De vijand!

'Ik greep haar bij de haren en sleurde haar het huis uit.'

Hij had nu een relatie met een lief en fatsoenlijk meisje. Pleuni heette zij. Het weerhield hem er niet van om met zijn blikken veel aandacht aan Maud te schenken. Als hij bleef eten lette hij goed op hoe wij ons bestek hanteerden. Wim was erg leergierig. In 1948 waren Mam. Maud, Jan en ik in Holland. Wim was inmiddels gedemobiliseerd en werkte in de haven van Rotterdam. Wij hebben hem en Pleuni nog opgezocht.


In Semarang had Wim zich tot taak gesteld om ook andere soldaten kennis te laten maken met ons gezin. Zij werden door hem zorgvuldig geselecteerd.

Eén van hen was vrachtwagen chauffeur van beroep. Hij kreeg een keer van de Duitsers de opdracht om Joodse kinderen van Frankrijk te transporteren naar de gaskamers in Duitsland. 'In mijn herinnering heb ik urenlang achter het stuur gehuild. Ik kon niets doen. Het transport werd begeleid door Duitse soldaten.'

Onder de naar Indië uitgezonden Nederlandse soldaten waren echter ook een aantal die in het Duitse leger bij de beruchte SS gediend hadden. Een tatouage op de arm verried hun oorlogsverleden. Zij werden geschuwd als de pest.

De visites van de soldaten duurden niet erg lang. Het was nog een flink eind lopen naar de kazerne. Als zij geluk hadden waren Henk of George ook op bezoek. Vanwege hun rang van kapitein hadden zij de beschikking over een jeep en konden zij de andere gasten 'thuis' brengen.


Nb. In Holland ontmoette ik nog vaak mannen die in Indië hadden gediend. Zij hadden veel lof over de gastvrijheid van de Indische families. Hun dochters waren vol gratie en konden onbeschrijfelijk goed dansen.


zondag, juli 19, 2009

Hereniging

Op Mauds verjaardag, 8 april 1947, stapten Mam en Maud in Djokja op de trein om naar Batavia te worden geëvacueerd. Na enkele dagen bij tante Wies en oom Broer gelogeerd te hebben konden zij, net als eerder Jan en ik, met de boot de reis naar Semarang voortzetten.

De hereniging met Pap en mij vond plaats in de van Deventerschool. Jammer genoeg ontbraken hierbij Bert, René en Jan. Al waren wij niet bij elkaar, wij bevonden ons allen op Nederlands grondgebied. Veilig en wel? Nee, niet echt. Bert en René zaten nog in militaire dienst en de koloniale oorlog was bij lange na nog niet voorbij.

Maud en ik hadden een welhaast vergeten prettig gevoel om met beide ouders onder één dak te wonen. In letterlijke zin werd het dak van de van Deventerschool al ras vervangen door een andere. Reeds na twee weken konden wij een echt huis betrekken. Het had een terras waar het 's avonds onder een uitbundige sterrenhemel en een glas rozenstroop in de hand bijzonder aangenaam toeven was. Er was ook een garage. Bij afwezigheid van een eigen auto werd deze ruimte gepromoveerd tot studeer- en slaapvertrek van de zoon des huizes. Ik dus.

Bij het begin van de Japanse bezetting moesten veel Nederlandse gezinnen huis en haard verlaten als gevolg van internering of vlucht naar een andere stad. Hun huizen werden inclusief het meubilair door de Japanse bezettingsmacht gekonfiskeerd.

In 1945 moesten de japanners vertrekken als gevolg van de de door hen verloren oorlog. Al deze woningen met hun inrichting kwamen nu onder beheer van de teruggekeerde Nederlandse overheid. Het merendeel van de rechthebbende eigenaren keerden niet meer naar hun huis terug. Zij waren overleden, vertrokken naar Nederland of wachten nog op vertrek in de diverse doorgangskampen in Indië, Singapore of zelfs Ceylon, het huidige Sri Lanka. Dan waren er ook nog de 'blijvers', die elders in Indië werk hadden gevonden en niet meer naar hun huis konden terugkeren.

Pap werkte op een kantoor, waar deze huizen en goederen werden beheerd. Het ons toegewezen huis in Semarang was gemeubileerd met een samenraapsel van diverse stoelen, tafels en kasten. Desondanks werd het door ons ervaren als een geweldige luxe.


Op een middag kwam George Cooke plotseling aanwaaien en liep regelrecht naar de keuken, waar Mam aan het kokkerellen was. Hij ging op de keukenvloer 'djongkok'; dat is op zijn Indonesisch hurken met de voeten plat op de grond. Hij maakte het zich gemakkelijk door een 'diengklik' onder zijn zitvlak te schuiven. Een diengklik is een circa twaalf centimeter hoog krukje, dat aan het comfort van de hurk houding een grote bijdrage levert.

George had de gehele oorlog in Australië doorgebracht en had er als kapitein vlieger in vele missies aanvallen op de Japanse vijand uitgevoerd. Nu was hij commandant van de luchtmacht van Midden-Java. Hij vertelde nooit over hoeveel vliegtuigen hij beschikte. Veel zullen het er niet geweest zijn.

Op een dag kreeg George een wanhopig verzoek van een Nederlandse compagnie soldaten. Zij dreigden omsingeld te worden door eenheden van het Indonesisch leger. Vanwege de politieke besprekingen over een wapenstilstand kreeg hij geen toestemming om luchtsteun te verlenen. Desondanks kon hij aan het verzoek van de in benarde toestand verkerende soldaten tegemoet komen: Op het vliegveld stond een administratief vergeten Japanse 'Kate” voorzien van bommen alsmede een volle brandstoftank.


Mam had Henk, de zoon van Mams broer Frits, gevraagd om bij ons een hapje mee te eten. Hij was artillerie kapitein. Zijn batterij stond in het centrum van Semarang opgesteld. Ik meen mij te herinneren, dat het Engelse 25-ponders waren.

'Ik heb vandaag geen vlees kunnen krijgen. Het is dus een vegetarische maaltijd geworden', verontschuldigde Mam zich.

'Het geeft helemaal niet tante.' Dat liet hij duidelijk blijken door te smullen van de op Midden-Javaanse wijze bereide sajoer lodeh, tempeh batjem en terik tahoe. Hij had in geen tijden de gerechten gegeten zoals onze oma Naomi het vroeger maakte.

'Kennen jullie Gertrude Gerritsen', vroeg Henk aan Maud en mij.

'Nooit van gehoord.'

'Maar zij kent jullie wel!' Niet zonder trots vervolgde hij, 'Iedereen weet, dat jullie het erg goed doen op school.'

'Hèèè ', zeiden wij in koor. Onze reeds door erfelijkheid verkregen grote ogen namen van verbazing enorme afmetingen aan, waardoor ons gelaat sterk afweek van het toenmalige schoonheidsideaal.

Enkele weken later begrepen Maud en ik hoe wij ongewild met veel succes de indruk van grote intelligentie hadden verworven.

Na het middageten gingen wij ijverig en geconcentreerd zo vlug mogelijk ons huiswerk afmaken.

's Avonds kwam er vaak bezoek en dan hadden wij daar geen tijd voor. Vaak zagen wij kans om nog voor het avondeten een ommetje te wandelen. Wij verkenden zodoende de buurt en hadden elkaar bovendien na al die jaren veel te vertellen.

Indruk: Die kinderen Doppert doen niks aan hun huiswerk en leveren toch goede prestaties. Conclusie: Zij moeten wel razend knap zijn.