zondag, juni 06, 2010

3 Het Spoor

± 1975

Na verloop van tijd kende ik alle menu's van de restauratiewagens uit het hoofd. Dat was zeker geen bijzondere prestatie van het geheugen. Er was weinig variatie in het voedselaanbod. Het was duidelijk, dat men geen rekening hield met een zonderling, die zo veelvuldig deze treinreis wenste te maken. Bij een overstap in Frankfurt maakte ik graag gebruik van de stationsrestauratie of de eetstalletjes op het perron. Men doet er het beste aan de nationale lekkernijen te nuttigen zoals een Bratwurst mit Bier und Schnaps. Het smaakt heel goed, dus het zal wel erg ongezond zijn. De combinatie van deze alcoholische versnaperingen noemt men hier 'ein strammer Max'. Zeer aan te bevelen als oppepper is 'schwarze Kaffee mit Weinbrand'.

Op een avond reed ik naar huis met de Berglandexpress. Ik bestelde er een maaltijdsoep. Meestal is die best smakelijk en snel weg te lepelen. Maar dit keer vond ik in de soep een stuk vlees met een merkwaardige structuur. Gewoonlijk lopen in vlees de vezels min of meer evenwijdig. Tot mijn verwondering liepen hier de vezels op zeer regelmatige wijze loodrecht op elkaar. Na een nauwkeurige analyse kwam ik tot de conclusie, dat het hier textiel materiaal betrof. De dikte van de draden wees in de richting van een stukje dweil. Was het lapje per ongeluk of opzettelijk aan mijn maaltijdsoep toegevoegd? En als men het al opzettelijk met de soep had meegekookt, had men er dan kwade of goede bedoelingen mee gehad?


In de miljoenenstad Jakarta woonde Pak Sidin. Hij verkocht zelf bereide soto ayam. Deze kippensoep transporteerde hij middels een duwkarretje met aan de voorzijde een ijzeren steunstang. In een bepaalde wijk van de stad had hij een vaste standplaats. Hij begon op een tactisch goed gekozen tijdstip met de verkoop van de soep, namelijk midden op de dag om twaalf uur. In de loop van de ochtend had men in de hete tropenzon door transpireren veel vocht en zout verloren. De consumptie van soto ayam was een bijzonder aangename wijze om dit verlies aan te vullen. Pak Sidin was wereldberoemd in de omgeving rond zijn verkoopplek. Nog voordat hij zijn plaats had ingenomen hadden zich reeds een aantal wachtende klanten verzameld. Zijn soep had ook iets bijzonders. Behalve de geur van een verrukkelijke soto ayam hing er nauw merkbaar ook een speciaal aroma, dat een onweerstaanbare eetlust opwekte. Menige klant liet zich daardoor verleiden een tweede portie te nemen. Gewoonlijk was na een uur de inhoud van de grote pan tot op de bodem uitverkocht.

Bij zijn thuiskomst bereidde Pak Sidins vrouw voor haar man altijd een mok kopi tubruk. Dat is gemalen koffie waar over heen kokend water wordt gegoten. Zij roerde voorzichtig in de koffie en veegde met het lepeltje de korrels van de rand alvorens hem de mok te overhandigen. Hij stak dan meteen een krètèk sigaret op. Lang konden zij van dit dagelijkse samenzijn niet genieten. De soeppan moest worden schoongemaakt alvorens bacteriën, kakkerlakken en ander ongedierte zich te goed gingen doen aan de etensresten.

Na een grondige reiniging van de pan vulde Pak Sidin deze met water en zette hem op een matig vuur. Zodoende had hij de tijd om rustig een bad te nemen voordat het water kookte.

In de badkamer kleedde hij zich uit en pakte zijn ondergoed op. Met een paar grote stappen was hij in de keuken, waar hij het in de pan liet glijden. Daarna rende hij weer terug naar de badkamer. Zijn gezin schonk er geen aandacht aan, dat hij elke dag geheel naakt van de badkamer naar de keuken en terug flitste.

Langzaam goot Pak Sidin de steelpan met water over zijn stoffig en bezweet lichaam. Vervolgens zeepte hij zich grondig in met Unicura zeep en sloeg geen plekje over. In zijn zwart golvend haar liet hij de shampoo schuimen waarbij grote vlokken met een pets op de grond vielen. Tenslotte spoelde hij met een paar pannetjes water de zeep weg. Na zich afgedroogd te hebben trok hij de kraakheldere kleren aan, die zijn vrouw had klaar gelegd.

Hij begaf zich nu naar de keuken. Daar viste hij met een tang zijn ondergoed uit de pan waarbij het speciale aroma in het water achter bleef. Hij vervolgde de bereiding van de soto ayam op een wijze, die de strengste hygiënische toets kon doorstaan.

Pak Sidins huis lag in een volksbuurt, waar de mensen in kleine huizen dicht op elkaar woonden. Het was moeilijk zo niet onmogelijk om iets voor eeuwig geheim te houden. Uiteindelijk lekte het recept van zijn soto ayam bereiding uit. Op een dag liep Pak Sidin met zijn karretje naar zijn verkoopplek. Plotseling bleef hij stokstijf staan.Vanuit de verte zag hij, dat er twee mannen stonden in plaats van wachtende klanten. Vele jaren geleden had hij zoiets meegemaakt. Hij keerde zich met zijn karretje om, sloeg een zijstraat in en ging naar huis. Hij hield zich voorlopig niet bezig met de vele vragen, die op hem af kwamen. Net als toen luisterde hij naar zijn gevoel, 'Ga gauw verhuizen naar een andere wijk'. Dat was geen groot probleem; Pak Sidin was verre van onbemiddeld.


2 Het Spoor

±1970

In zijn streven mij te behoeden voor elk mogelijk onheil nam de 'kebon van Tjoekir' zeer drastische preventieve maatregelen. Hij nam bezit van mijn geest en stuurde mijn verlangens en plannen. Hoe kwam ik anders op het waanzinnige idee om de nachttrein te nemen van Londen naar Aberdeen, terwijl al mijn vakgenoten met British Caledonian vlogen om aldaar het congres te bezoeken.

Onze reisafdeling had alles gedaan om het mij zo comfortabel mogelijk te maken. Men had voor mij een eenpersoons slaapcoupé besproken opdat ik heerlijk fit en uitgerust mijn voordracht kon presenteren. De conducteur verzekerde mij, dat hij hoogst persoonlijk mij zou wekken voor het ontbijt met thee of koffie.

In het Verenigd Koninkrijk moet men overigens wel oppassen bij het gebruik van deze dranken. Het is hier de gewoonte om de thee met melk en de koffie met melk zodanig te bereiden, dat er tussen de beide vloeistoffen hoegenaamd geen visueel verschil is waar te nemen. Om niet voor een barbaar van het vasteland aangezien te worden, moet men alle zintuigen mobiliseren om toch het onderscheid tussen thee en koffie vast te stellen. Het getuigt hier van een verfijnde beschaving wanneer men de juiste zoetmakers weet te kiezen; de witte kristalsuiker dient aan de thee te worden toegevoegd en de bruine rietsuiker aan de koffie.

Na wat gelezen te hebben begaf ik mij ter ruste. Het zou best wel lukken, dacht ik, om de slaap te vatten bij de wiegende beweging van de wagon en het eentonige kedèng-kedèng geluid van rails en wielen. Dat was echter een misrekening. Vlak voordat ik in slaap viel verminderde de trein knarsend en piepend zijn vaart. De trein stopte en het werd heel stil. Dan opeens voer een schok door de wagon gepaard aan het geluid van botsende buffers. De wagon voelde ik achteruit rijden, dan weer vooruit; daarbij hoorde ik weer de buffers tegen elkaar slaan en het metalen geluid van het ontkoppelen en koppelen van de rijtuigen. Het was mij duidelijk, dat men bezig was de trein te rangeren.

Nadat ik op deze wijze klaarwakker was gemaakt, reed de trein weer verder.

Vlak voordat ik bijna insliep stopte de trein en werd er weer gerangeerd.

Even voordat ik ten derde male dreigde in te slapen volgde een reprise van de rangeergeluiden.

Het verhaal dreigt even eentonig te worden als de kedèng-kedèng klanken van een rijdende trein.

Zonder rekening te houden met mijn slapeloze nacht deed mijn reiswekker onbarmhartig rinkelend zijn plicht; tijd om op te staan. Uit de kraan van de wastafel liep een dun straaltje water dat met het ritme van de trein heen en weer slingerde. Het lukte mij slechts zeer ten dele om de slaap uit mijn ogen te wassen.

Ik putte troost uit het feit, dat ik van een echt Engels ontbijt mocht genieten.

Inderdaad kwam na een klop op de deur de conducteur met als voorproefje van het ontbijt een kop thee en een biscuitje en leek daarmee zijn welgemeende 'Good morning' te willen onderstrepen. Ik bedankte hem met een,'Thank You very much indeed', en verwachtte, dat er nog twee stewards zouden komen om de rest van het eten te serveren.

Ik wachtte en wachtte en wachtte, maar er kwamen helemaal geen stewards. Tot mijn grenzenloze verbazing bleek het hele ontbijt slechts te bestaan uit het eerder genoemde kopje thee met het armzalige biscuitje. Er was dus geen koffie, melk, corn flakes, roerei, gebakken ham, marmelade, toast, boter, witte bonen in tomatensaus, gerookte schelvis, tomaat, gebakken worstjes, sinaasappelsap en havermoutpap. En dat was toch wel het minste wat je mocht verwachten van een ontbijtje in de trein. Het werd mij op dramatische wijze duidelijk gemaakt: Het karige ontbijt was het symbool van 'the End of the British Empire'.

Op het station van Aberdeen bekeek ik de stadskaart en vond er de locatie van mijn hotel. Ik dacht, dat de de afstand makkelijk te voet afgelegd kon worden ondanks mijn slechte nachtrust en minimale portie ontbijt. Helaas was het een pijnlijke zelfoverschatting van mijn fysieke kracht; het bleek allerminst een makkelijke wandeling. Ik wilde niet, dat mijn vakbroeders aan mij konden zien welke nachtelijke ontberingen ik had doorstaan. Zodra ik het hotel in het vizier kreeg verving ik mijn slome slepende pas door een energieke ferme tred. In de lobby trof ik een paar collega's aan. Ik weerstond de verleiding van de lederen fauteuils, bleef stoer staan, trok mijn mondhoeken omhoog en vroeg hen schijnbaar opgewekt, hoe hun vliegtocht was geweest. Hun reactie was niet bepaald vrolijk. Kort voor de landing moesten zij hun schoenen uittrekken, de veiligheidsgordel strak aantrekken, voor over buigen en met de handen het hoofd beschermen.Na de landing werd hen verzocht rustig en snel het vliegtuig via de opblaasbare glijbaan te verlaten. Wat er aan de hand geweest was, werd hen niet prcies verteld. De luchtvaartmaatschappij was erg terughoudend met het geven van informatie. Het zou slechts een voorzorgsmaatregel betreffen.

De Kebon van Tjoekir, de beschermengel van onze familie, had mij niet slechts behoed voor een 'bijna ongeluk'. Hij had ook voorkomen dat ik op ontluisterende wijze het vliegtuig moest verlaten door met de schoenen in de hand via een glijbaan de Schotse bodem te betreden.


In Beieren bezat mijn firma een een dochtermaatschappij. Deze Duitse dochter was bijna even groot als de Nederlandse moeder. In het laboratorium van deze vestiging werd, evenals in de onze, onderzoek en ontwikkelingswerk verricht op het gebied van kunststoffen en synthetische garens.

Voor een goede afstemming van de werkzaamheden reisde ik gedurende enkele maanden bijna wekelijks met de trein naar het Duitse laboratorium.

Er reden drie internationale treinen door Duitsland. De oudste was de Berglandexpress. Afgaande op de in de Duitse, Franse en Italiaanse taal gestelde gebodsborden reed de trein ook door Zwitserland. De andere twee treinen waren duidelijk producten van het naoorlogse Deutsche Wirtschaftswunder. Ze droegen de dichterlijke namen Rheingold en Lorelei. De inrichting van de restauratiewagens met schemerlampjes was net als die van vijftien jaar geleden; het leek als of de tijd hier had stilgestaan. Nieuw waren de panorama rijtuigen. Ze leken op de Engelse dubbeldeksbussen, alleen bestond hier het bovenste dek uit grote ramen en een glazen dak. Voor een groot deel van het traject reed de trein langs de zuidelijke oever van de Rijn. Het rivierlandschap is magnifiek. Aan de overkant zag je dorpjes als een verzameling poppenhuisjes. Anderzijds waren er heuvels waarop kasteelruines de omgeving domineerden. Op de rivier voeren traag de rijnaken en een plezierboot. Voor mij was het als een mooie natuurfilm, die niet meer boeit nadat je hem tienmaal gezien hebt. Op een keer reed ik in de schemering naar huis en had een mooie plaats in de panorama wagon gevonden. De straatverlichting van de dorpen floepte aan en opeens ontstonden er eilandjes van licht op de noordoever van de Rijn.Het moet rond 19.00 uur geweest zijn. Hoe mooi ook; eerlijk gezegd zat ik liever thuis op de bank om met mijn gezin naar Pipo de Clown te kijken.

Het laboratorium was verbonden aan een grote fabriek waar synthetische garens en vezels werden geproduceerd. Het industriecomplex lag in een onbebouwde kom. Niet ver daar vandaan lagen een aantal dorpen waar veel personeelsleden huisvesting hadden gevonden. Vanwege de goede spoorverbinding verbleef ik meestal in het stadje Obernburg. Ik had er de keuze tussen vijf kleine hotelrestaurants. Zonder uitzondering waren de kamers keurig ingericht en bezwangerd van de geur van schoonmaakmiddelen.

In één van deze hotels had ik een minder aangename evaring. Ik arriveerde om acht uur 's avonds. De eigenares had slechts een zolderkamer voor mij, omdat het hotel vol was. Het was merkwaardig, dat ik geen enkele andere hotelgast kon ontdekken. De volgende dag deelde ik de ontbijtzaal slechts met twee andere gasten. Na het ontbijt wilde ik in de slijterij aan de overkant van de straat een fles Eiswein kopen. Ik nam mijn weekendtas mee om de fles tussen de kleren tegen breuk te beschermen. De hotel eigenares hield mij tegen en verbood mij het hotel te verlaten zonder eerst te betalen. Na de hotelrekening te hebben voldaan kocht ik de begeerde fles Eiswein. Met een zuur gezicht gaf de eigenares mij toestemming om in de lobby te wachten. Gelukkig duurde het niet lang voordat de Mercedes taxi van de zaak mij kwam ophalen. Ik stapte in de auto zonder een blik op de eigenares te werpen.

In de auto echter rees bij mij de gedachte, dat de hotelhoudster mij wellicht had aangezien voor een criminele allochtoon. Eerlijk gezegd, ik kon het haar niet euvel duiden. Ik heb namelijk mijn uiterlijk niet mee. Keer op keer overkwam het mij, dat ik op het Londense vliegveld Heathrow

door de douane er uit werd gepikt om aan een grondige visitatie te worden onderworpen. En als men mij over het hoofd had gezien, dan hoefde ik alleen een paar keer snel naar links en rechts te kijken en ja hoor, mijn koffer moest weer open. Ik hoor nu de lezer luidkeels denken, 'Sukkel, dan vul je toch je koffer met stinkende, beschimmelde ongewassen sokken!' Inderdaad een geweldig mooi plan. Het was voor mij helaas niet uitvoerbaar. Ik woonde weliswaar in een huis met een tweede verdieping en vijf slaapkamers, maar ik moest deze woonruimte delen met een lieve echtgenote en vier kinderen. Geen van hen was bereid toestemming te verlenen om in huis een berg ongewassen sokken te laten beschimmelen.


1 Het Spoor

Elk jaar was ik blij en opgelucht, wanneer mij weer een Rijksstudiebeurs werd toegekend. Ik ontving altijd het maximale bedrag, dat slechts werd verleend aan de allerarmste studenten. Helaas bleef de hoogte van de toelage vele jaren constant en werd er geen rekening gehouden met de prijs-en loonontwikkeling. Het was een financiële noodzaak, dat ik een vacantiebaan moest nemen.

Zonder moeite vond ik werk als stationsassistent op het station Staatsspoor, dat nu 'den Haag Centraal' genoemd wordt.

Met een tiental andere vacantie werkers was het best gezellig. In 1955 kon slechts een zeer klein percentage van de bevolking zich een auto permitteren. Tijdens de vacanties stroomden de bosrijke gebieden vol met touristen uit de grote steden. Het waren allemaal fietsvacanties. Elke dag werden er een dozijn of meer goederenwagons volgeladen met fietsen naar diverse vacantie oorden getransporteerd. Na ca. twee weken kwamen deze fietsen weer terug. Zij moesten dan van de perrons naar de stalling worden gereden. Wij kregen er handigheid in om met twee fietsen te rijden. Een klein deel van ons werk bestond uit het laden en lossen van wagons met dozen en kisten.


Voor het dragen van de bagage van de passagiers waren twee witkielen aanwezig. Dat waren er veel te weinig. Zo zag ik een keer een stokoude dame moeizaam zeulen met een grote lederen koffer. Gedreven door de courtoisie, die deel was geweest van mijn opvoeding liep ik op haar toe. Met een van dank stralend gelaat aanvaardde zij mijn hulp. Nadat ik de koffer in de achterbak van de taxi had geplaatst, drukte zij mij met een woord van dank een kwartje in de hand. Met enige verwondering keek ik naar het kwartje. Betaald worden voor hoffelijkheid, dat was toch raar! Het is een fooi, schoot mij te binnen. Dat is echt krankzinnig. Aan mij geef je toch geen fooi! Ik was even vergeten, dat ik niet meer de jongen was, die op de plantage in één van de grote huizen woonde. Een huis met een tuin waar in ik kon rondfietsen. Nee, ik was nu een stationsassistent, die ongeschoolde arbeid verrichtte.Het was eerlijk werk en daar is niets mis mee. En een fooi is een materieel bewijs van erkentelijkheid.

Wij tijdelijke werkkrachten hadden gezamenlijk met de vaste stationsarbeiders een fooienpot, waarvan de inhoud wekelijks werd verdeeld. Het leverde een paar dubbeltjes op; genoeg voor een een gebakken bokking van het visstalletje op de Valkenboslaan of een hongerstillend puddingstukje van het Wittebroodskind op het Thomsonplein. Nadere informatie over de consistentie van een puddingstukje is niet overbodig. Het lijkt samengesteld uit koekrestanten die onder hydraulische druk worden samengeperst tot een miniklinker.

Het werk op het station vergde geen al te grote geestelijke inspanning. Er was ruim voldoende tijd om weg te dromen en je gedachten te vullen met interessantere zaken. Deze bezigheid was echter niet zonder gevaar. Na een goederenwagon met fietsen en dozen geladen te hebben liep ik in gedachten verzonken achter de andere stationsassistenten naar het schaftlokaal. En toen gebeurde onontkoombaar het voorspelbare; ik stapte mis en viel van het perron naast de rails. Enkele tientallen meters bij mij vandaan kwam een trein aanrijden op weg naar het rangeerterrein. Er bleef mij geen tijd om op het perron te klauteren, dus drukte ik mij plat tegen het perron aan. In mijn beleving rolden tergend langzaam de wielen voorbij. Ik mankeerde totaal niets. Ik legde de palmen van mijn handen op het perron alsof het de rand van het zwembad was. En toen, armen strekken, sprong, zwaai met een been en hup ik stond weer op het perron. Geen van mijn collega's had mijn afwezigheid opgemerkt.

Was het de 'kebon van Tjoekir', de beschermengel van de familie, die mij had gered?


Op het station was tegen de overkapping aan een cabine gebouwd met grote ruiten van waar je alle perrons kon overzien. Je kwam er middels een trap. Om begrijpelijke reden zat het glazen kamertje meestal op slot en werd de sleutel zorgvuldig bewaard. In dit kleine heiligdom bevond zich namelijk de microfoon waarmee de luidsprekers werden bediend. De stationschef in hoogst eigen persoon vroeg mij, of ik de 'moderne' talen sprak. Gedreven door mijn ijdelheid zei ik tegen deze hoge autoriteit, 'Ja meneer'. Zodoende schalde mijn stem met een verre van volmaakt gesproken vreemde taal menigmaal door de luidsprekers over de perrons. Het waren meestal berichten met dezelfde strekking, zoals bijvoorbeeld:

'Un message pour Madame de Pompadour. Madame de Pompadour est priée de se rendre à l'office de gare'.

of

' There is a telephone call at the ticket office for mister Charles Stuart. Mister Stuart, to the ticket office'.

Vanuit de cabine kon ik zien, hoe de betreffende persoon haastig naar het kantoor liep.

Het omroepen in vreemde talen was een taak, die niet in mijn arbeidsovereenkomst was vastgelegd. Ik verwachtte dus hier extra voor beloond te worden. Niets daarvan. Ik kreeg helemaal niets en ervoer dit als een schrijnend onrecht. Het was echt een schoolvoorbeeld van uitbuiting. Een samenzwering van het internationale grootkapitaal tegen een eenvoudige stationsarbeider.

'sAvonds rolden de treinen uit de richting Duitsland binnen. In de restauratievoertuigen brandden heel gezellig de roomkleurige schemerlampjes. Het zou vast erg duur zijn om in een rijdende trein te dineren. De passagiers, die uit het rijdend restaurant stapten, waren vaak voorzien van karakteristieke kledingstukken. De mannen droegen een trench coat. Zoals de naam al zegt; deze jas was bestemd om in de loopgraven te worden gedragen. Hoewel er gelukkig nergens een oorlog of loopgraaf te bekennen was, droeg men het graag. Het stond namelijk deftig; het model had behoord tot de uitrusting van de Britse officieren. De dames waren meestal voorzien van een hoed waar aan de voorzijde een wijdmazig stuk muskietengaas met nopjes hing. Een voile heette dat. Het was een primitieve en weinig effectieve methode om rimpels te maskeren. Tegenwoordig laat men de boel strak trekken door een plastisch chirurg. Allemaal rijke stinkerds, handlangers van het grootkapitaal; dat was duidelijk.


Eén van mijn taken was het schoonhouden van de perrons. Het station beschikte niet over een stofzuiger, die hiervoor geschikt was. Alles moest handmatig geschieden. Voor het hanteren van een bezem was het bezit van spierbeheersing en inzicht een dwingende vereiste. Ik had hulp van een nieuw aangestelde collega, die nog nooit eerder een perron had geveegd. Hij had dus nog een heel lange weg te gaan alvorens hij de daarvoor vereiste bekwaamheid zou hebben verworven. Zijn werktuigen bestonden uit een grote katoenen zak en stoffer-en-blik. Met de laatste verwijderde hij de hoopjes materiaal, die ik bij elkaar had geveegd, waarna hij deze in de zak verzamelde.

Het was die middag vrij druk op het station. Het leek mij het juiste ogenblik om mijn grote vakbekwaamheid in het perronvegen te demonstreren ten overstaan van een groot publiek. Met zwier mijn bezem hanterend laveerde ik tussen de wachtende passagiers. Ik had geen applaus verwacht, maar op zijn minst toch wel bewonderende blikken. Maar zelfs van dat laatste bleef ik verstoken. Desondanks bleef ik trots, dat ik de klus in zo een korte tijd geklaard had.

Maar het was niet goed. Een ambtenaar van het kantoor kwam mij zeggen, dat er klachten waren van de wachtende reizigers over het opwaaiende stof van mijn bezem. Ik had zo mijn best gedaan en het was nog niet goed. Het was bijzonder demotiverend. Een week later nam ik voorgoed afscheid van mijn functie als stationsassistent.

1955 was een voor mij gedenkwaardig jaar. Een ongelukkige relatie werd beëindigd. Maar ik had geluk. Er kwam een begin van een verbintenis, die nu al meer dan een halve eeuw voortduurt.