zondag, februari 17, 2008

Besaran

Foto: Op de trap van de Besaran.
In de genummerde rijen van links naar rechts.
1 Onbekend, Bert Doppert, René Doppert
2 John Beem, Oom James Cephas, Maudy Doppert, Jan Doppert, Oom Frans Beem
3 Louis Doppert, Frans Beem
4 Onbekend, Oma Naomi Beem- Cephas, Tante Maggie Beem-Guldenaar, Lies Cephas
5 Tilly Doppert-Beem (Mam), Oom Guus Doppert, Tante Melie Doppert, Tante Louise (Wies) Beem Onbekend
6 Johan Doppert (Pap), Dien Cephas





Ik stond voor de acht meter brede en tien treden tellende trap van de besaran van Kemoedho. (Zie voorplaat Moesson, 34ste jaargang no.7. 1 november 1989) Eenmaal boven herinnerde ik me, dat ik niet lang geleden van een trap met vijf treden was gerold.

Aan de rechterzijde van de voorgalerij had zich een grote kring van verjaardag gasten gevormd. Er werd gekout, gekauwd en gedronken. Aan de linkerkant stonden een paar tafeltjes, waar omheen zich de liefhebbers bridge en andere kaartspelen hadden geschaard.

Tegen de linkermuur van de zitkamer hing een levensgroot ingelijst borduurwerk, dat twee vechtende hanen voorstelde. Daaronder stond de piano. Het was de gewoonte, dat tante Maggie na het avondeten zich aan de piano zette. Om haar heen stelde zich dan het koor van nichtjes en neefjes op. Wij mochten ons verheugen in een breed spectrum van erfelijke eigenschappen, maar helaas was er één talent, dat hoorbaar ontbrak. Geen van ons had een redelijke zangstem. Dit manco compenseerden wij door lekker hard te zingen. Onze luide en schrille kinderstemmen waren tot over de grenzen van de tuin te horen. Begeleid door de piano zongen wij ‘Altijd is Kortjakje ziek’, ‘Daar bij die molen’, ‘Sien, Sien, Sientje laat me los’ en andere Hollandse schlagers.

Na afloop van het vocaal en instrumentaal concert stonden er glazen met tètès en rozenstroop klaar om onze geteisterde kelen te smeren.

Er stonden twee sterk uitvergrote portretten op een standaard elk in een hoek van de zitkamer. De één was van opa Beem en de ander van overgrootpa Cephas. Achter die van opa Beem waren een paar gasolinecylinders en een pomp half verdekt opgesteld. De laatste diende om het gas op de juiste druk te houden. Om een lamp aan te steken moest eerst het kousje met een spiritusvlam op temperatuur worden gebracht. Vervolgens werd voorzichtig het gaskraantje achter de lamp opengedraaid en dan ging floep de lamp aan. Nadat deze procedure voor de negentien andere lampen was uitgevoerd, koesterde het landhuis zich in het zacht gouden licht van de gaslampen

Kazan de djongos was verantwoordelijk voor de verlichting. Op de chauffeur na was hij de hoogste in rang van de stoet bedienden. Hij had een uitstraling, die hem een natuurlijk overwicht bezorgde. Als ik hem in mijn Hollands/Maleis brabbeltaaltje iets vroeg, dan antwoordde hij soms met zijn zware lage stem in Hoog Javaans, ‘Koelò mbòten mengertos, ndòrò’. Het klonk erg plechtig. Het betekende slechts: ‘Ik begrijp het niet’.

Aan de zilveren ketting van zijn zakhorloge was een tijger nagel bevestigd. Zo een tijgernagel maakt een man onweerstaanbaar voor vrouwen. Ik weet bijna zeker, dat het echt helpt. Het aantal vrouwen, dat hij bezat werd echter beperkt door zijn financiële middelen. Daarom had Kazan slechts twee officiële echtgenotes.

Helemaal aan het eind van de achtergalerij, naast de waterput, bevond zich de badkamer. Deze was voorzien van twee grote mandibakken. Met behulp van een emmertje, gajong geheten, kon je het water uit de bakken scheppen en over je heen storten.Deze wijze van lichaamsreiniging werd mandiën genoemd. Men had gemeend, dat bij een groot huis ook een grote badkamer of liever gezegd, een badzaal hoorde. De afstand tussen de evenwijdig geplaatste mandibakken bedroeg enkele meters. Dat maakte de ruimte uitermate geschikt voor een bijzonder elitaire sport. Je wreef de vochtige vloer goed in met Sunlight zeep. Vervolgens kwakte je hier en daar een klodder groene zeep neer. De zachte zeep werd tijdens het spel vanzelf uitgesmeerd. Dan kon het in de betere kringen zo geliefde bipsschaatsen beginnen. Zittend op je bips lekker glijden en pirouettes draaien. Wij hielden daarbij onze hansop aan. Zodoende konden de nichtjes, die op enkele belangijke ondergeschikte punten verschilden van hun neefjes, onbekommerd meedoen aan de bipsschaatssport.

Onvergetelijk voor mij is de sfeer van het oude landhuis van Kemoedho. De stilte van de avond, slechts verstoord door het geluid van de krekels. Het veilige gevoel ondanks het donderend geraas van een tropische stortbui op het grote dak. De honderden larons (vliegende mieren, termieten), die na de regen op het licht afkwamen en het huis binnenvlogen. Het werd een smulpartij voor de tjitjaks (muurhagedissen). Het gekraai van de hanen lang voordat de zon opging. De bedienden, die geluidloos het ontbijt klaarmaakten. Slechts de geur van nasi goreng en krètèk (kruidnagel) sigaretten verraadde hun bedrijvigheid. Een verre herinnering.

Noot voor onze kinderen : Na oom Frans en tante Maggie werd het administrateushuis van Kemoedho bewoond door oom Albert en tante Aaien Ameln. Inderdaad, het waren de ouders van oom Fred en tante Loes. Tante Aaien is de zuster van oma Fien. Er bestaat een foto van Ma bij het Shiwabeeld.


zaterdag, februari 02, 2008

Kemoedho


Ca.1935, Administrateurshuis van Kemoedo
Bezoek van de Soenan aan tante Maggie en oom Frans Beem.
V.l.n.r.: Achterste rij: Oma Naomi Beem, Soenan Pakoe Boewono X van Soerakarta, tante Maggie, de echtgenote van Soenan Ratoe Mas, oom Frans
Voorste rij: John, prinses Sekar, Frans
Ratoe Mas betekent letterlijk Gouden Vorstin. De echtgenote van Soenan Ratoe Mas was de zuster van Sultan Hamengkoe Boewono VIII van Djokjakarta

Klatèn ligt tussen twee grote steden in; veertig kilometer Westelijk van Solo en vijfentwintig kilometer ten Oosten van Djokja. Als je van Klatèn naar Djokja rijdt dan vind je bij het dorp Prambanan de Lòrò Djongrang tempels. Noord-Oostelijk van deze Hindoe tempels strekken zich de tabaks- en suikerrietvelden uit van de onderneming Kemoedho. Oom Frans , een broer van Mam, was administrateur van deze plantage.

De verjaardag van Oom Frans werd altijd op grootse wijze gevierd. Familie, vrienden en collega’s kwamen hem feliciteren. Alles bij elkaar waren het enkele tientallen gasten, de kinderen meegerekend.

Het was voor ons een dubbel feest, want de verjaardag viel meestal samen met de laatste schooldag voor de Kerstvakantie. Met ons zevenen in de Dodge gepropt reden wij naar Kemoedho. Vanwege de vele grobags (ossenwagen), andongs (paard en wagen), fietsers en voetgangers op de weg duurde het ruim een half uur, voordat de auto de tuin van de besaran (groot huis, administrateurshuis) indraaide.

Het eerste wat wij tegenkwamen was het ons zo vertrouwde stenen beeld. Wij gebruikten het als honk bij het verstoppertje spelen. Met een onderarm geleund tegen het beeld en de ogen tegen de andere zijde van deze arm moest je op erewoordgodstrafdoodzonde bovendien je ogen stijf dicht houden. De andere spelers konden zich dan verstoppen.

Het stenen beeld, dat de Hindoegod Shiwa voorstelde, was zeer waarschijnlijk afkomstig van de Lòrò Djongrang tempels. Deze heiligdommen waren omstreeks 900 na Christus gebouwd. Slechts ca. 300 jaar later deed de islam zijn intrede op Java. Het ligt voor de hand, dat zoveel eeuwen na de overgang tot het Islamitisch geloof het volk geen religieuze binding meer had met de Hindoetempels. Zo lagen godenbeelden en ornamenten als waardeloze blokken rots verspreid over de omgeving van Prambanan.

Het zesarmige beeld was geplaatst voor een groot bloemperk, omzoomd door een laag muurtje. Als je met je rug naar de besaran stond, dan zag je, dat de linkerzijde van de voortuin werd ingenomen door een voetbalveldje. De afmetingen voldeden beslist niet aan de officiële normen, maar het was groot genoeg voor tien kinderen om er hun energie in kwijt te raken.

De tuin aan de linkerzijde werd beschaduwd door allerlei soorten vruchtbomen

De achtertuin had men kunnen inrichten tot een fraai park met heesters, struiken en bloemen.

“Een park!? Zo een grote tropische tuin met planten en bloemen? Wat heb je er aan. Kan je die blaren en bloemen eten? Nee! Het is toch zonde om die kostelijke vruchtbare grond vol te stoppen met oneetbare planten! Zelfs de honden, kippen en ganzen vreten het niet.”

Daarom vond je in het achterste deel van de tuin keurige bedden met tomaten, komkommers, snijbonen enz. Het was een soort proeftuin van Europese groenten.

Dichter bij het huis bevonden zich een paar door gaas afgesloten ruimten met circa tweehonderd kippen. Je vond er voornamelijk twee rassen. De witte Leghorns werden vooral gehouden voor de leg. Zij produceerden aanzienlijke hoeveelheden grote witte eieren. De Rhode Island Reds droegen een roodbruin verenkleed. In overeenstemming daarmee waren hun eieren bruin van kleur. Behalve eieren leggen hadden de Reds nog een prettige eigenschap. Ook wanneer zij reeds lang de pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt was hun vlees nog geschikt voor de bereiding van een paar malse porties saté ajam.

In de tuin aan de rechterzijde van het huis, trof je vaak de ‘Home Guard’ aan. ‘s Nachts patrouilleerden zij voortdurend rond de besaran. Het detachement bewakingstroepen bestond uit een dozijn waggelende, gakkende ganzen. Bij onraad sloegen zij met hun gegak, gekwak en gekwek zo een oorverdovend alarm, dat ook de slapende menselijke bewakers er wakker van werden. De ganzen kenden echter het onderscheid niet tussen ongenode en genode gasten. Het gebeurde een keer, dat een gans zonder enige aanleiding rennend met horizontaal gestrekte hals de aanval opende op een argeloze bezoeker. Met zijn snavel kneep hij in het vel van het slachtoffer en maakte met zijn kop een draai van negentig graden. Zo een behandeling heet in Midden-Java ‘disòsòr gansa’.

Aan de rechterzijde van het hoofdgebouw was het paviljoen. Een logeerverblijf, dat feitelijk groot genoeg was voor permanente bewoning. Wanneer wij in Kemoedho logeerden, sliepen mijn broers en neef John in het paviljoen. Tot laat in de nacht werden er sterke verhalen verteld. Maar deze ambiance vonden zij niet spannend genoeg. Bij mooi weer sliepen zij op een matje op het grasveld onder een geïmproviseerde tent van beddespreien.

Oom Frans en tante Maggy hadden vier zonen, waarvan de oudste drie in Holland verbleven voor hun opleiding. Alleen John was nog thuis.

Bij het paviljoen linksaf en dan stond je voor het hoofdgebouw van de besaran.