zondag, juni 14, 2009

Vrouwenkampen

Voor de achtergebleven vrouwen en kinderen van Nederlandse afkomst werd de situatie steeds moeilijker. Vooral de meisjes werden op straat onheus bejegend of beter gezegd onbeschoft behandeld. Zij werden o.a.uitgescholden voor Hollandse hoer.

Hun mannen en oudere zonen waren al eerder opgepakt en ondergebracht in Republikeinse beschermingskampen. Hierdoor bleven de vrouwen en kinderen onbeschermd achter. Raar! Het is duidelijk, dat er iets niet klopte.

Aan de naam 'beschermingskampen voor mannen' moet een dubbele betekenis gegeven worden:

In feite waren het interneringskampen voor staatsgevaarlijke personen. Als zodanig werden de mannen van Nederlandse afkomst beschouwd.

Anderzijds waren het inderdaad beschermingskampen. Er waren door al te fanatieke Indonesische revolutionairen reeds een groot aantal ongewapende Nederlandse mannen en jongens vermoord. Deze rechteloosheid was slecht voor de reputatie van de Republik Indonesia, die nog internationale erkenning moest verwerven.

Voor de vrouwen was de betekenis beschermingskamp eveneens tweeledig:

Deze beschermingskampen waren echt als zodanig bedoeld. Al was hun behandeling redelijk goed, gevoelsmatig waren het voor hen 'gewone' interneringskampen.

Toch lijkt het er op dat aan deze vrouwen en kinderen de rol van gijzelaars was toebedeeld. Pas nadat allen naar Nederlands grondgebied waren getransporteerd werd begonnen met de politionele acties tegen de Republik.

In het gewest Djokjakarta had zich in de loop der tijd een groot aantal suiker ondernemingen gevestigd. Niet ver van de suikerfabriek werden de staf employés gehuisvest in geriefelijke villa's. Deze stonden vaak in twee rijen tegenover elkaar. Door er een omrastering van prikkeldraad om heen te leggen werd een beschermingskamp voor vrouwen gecreëerd. Het zag er keurig uit. De villa's waren echter aanzienlijk minder comfortabel als je het huis met tien of twintig personen moest delen. Mam en Maud kwamen terecht op de suikeronderneming Gondang Lipoero, die zij kenden uit betere tijden. Hier hadden namelijk Elly Cooke en haar man Joop Oudkerk Pool gewoond.

In het kamp waren ook vrouwen, die tijdens de oorlog Japanners thuis hadden ontvangen of in een bordeel hadden gewerkt. Er werd over deze vrouwen zeer negatief geoordeeld. Mam vertelde later, dat haar vooroordeel over hen niet terecht was. Zij deden dit werk uit louter geldnood. Niet zelden offerde één van de dochters zich op teneinde geld te verdienen voor het vaderloze gezin. In het kamp was Mam met het toezicht belast over een paar huizen. Het bleek, dat deze z.g. Jappenhoeren zich zeer sociaal gedroegen. Zij sputterden nooit tegen als zij corvee moesten doen. En als zij wat extra's hadden door verkoop van een kledingstuk of een juweel, dan bleken zij altijd wat te delen met hen, die helemaal niets meer hadden.

Toen zij later in Batavia arriveerden werden zij door een officier van de Politieke Inlichtingen Dienst ondervraagd over hun relaties met de vijand, de Japanners. Dit was feitelijk overbodig, want de oorlog was al meer dan een jaar geleden afgelopen. Het werd als zeer vernederend ervaren.

Eén van hen werd door een inlichtingen officier stevig aan de tand en wellicht ook aan andere dingen gevoeld. Hij vroeg haar de kleren van het lijf. Blijkbaar verlangde hij deze handeling ook letterlijk uit te voeren. Maar dan natuurlijk binnen de regels van de wet. Hij trouwde met haar.

Het leger van de Republik had zijn officieren voor een belangrijk deel gerekruteerd uit Indonesische jongens, die voor de oorlog op de middelbare scholen zaten. Zij bezaten een goede beheersing van de Nederlandse taal. Op de AMS in Djokja zat René met een aantal van hen in dezelfde klas.

Maud vertelde mij een opmerkelijk voorval:

“Op een ochtend liep ik argeloos langs het huis, dat dienst deed als onderkomen van de wacht.

Plotseling liep een militair het huis uit en wenkte mij nadrukkelijk om naar hem toe te komen. Sindsdien begreep ik wat de uitdrukking 'met knikkende knieën lopen' betekende. Ik bewoog me in zijn richting door gevoelloos als een robot beurtelings het ene been voor het andere te zetten. Wat wilde hij van mij? Mij bestraffen of proberen een verhouding te beginnen?

Toen ik eindelijk voor hem stond vroeg hij vriendelijk, 'Jij bent toch het zusje van René ?'

'Ja', knikte ik. Hij had mij kennelijk herkend van het jaarlijkse AMS feest. Daar had René mij naar toe genomen.

'Waar is hij nu?'

'In Bandoeng', zei ik kortaf.

'Wat doet hij daar?'

'Hij is op de SROI, School Reserve Officieren Indië', vertelde ik trots en vergat mijn angst.

'René kon beter aan onze kant staan. Kijk maar. Ik ben al majoor.'

Heel vriendelijk vroeg hij verder hoe het met Mam ging, of wij genoeg te eten hadden en of ik nog speciale wensen had.

Noot. Deze gebeurtenis heb ik verwerkt in het verhaal l'Aiglon.

1947 - René als 1ste luitenant


Indonesische Prins verliefd op vrouwelijke gevangene. Sprookje? Nee, echt gebeurd.

Prins Sandoro was een zoon van vorst Mangkoeboemi VIII. Hij werd als officier aangesteld bij de bewakingsdienst van een vrouwenkamp in Soerakarta. Het kamp bestond voor het overgrote deel uit Indo Europese vrouwen en kinderen. Eén van hen was een Indisch meisje van de familie Bartels. Het was gebruikelijk te praten over een 'Indisch meisje' of 'Indische jongen' onafhankelijk van de leeftijd, burgerlijke staat of maatschappelijke positie van de betreffende persoon.

En toen? Inderdaad, Prins Sandoro werd verliefd op het meisje Bartels. Er bleek echter een schoonheid foutje te zitten in het scenario: Beiden waren al getrouwd; elk met een ander natuurlijk. Alvorens te trouwen moest er eerst gescheiden worden van de respectieve partners. Kort nadat aan alle wettelijke eisen was voldaan werd het huwelijk voltrokken.

Helaas overleden zij niet lang na elkaar op vrij jonge leeftijd. Zij lieten een dochter na. Aan het hof van vorst Mangkoeboemi onderscheidde zij zich van de andere prinsessen door een wat groter postuur en blankere huidskleur.

Noot: De namen van de personen zijn gefingeerd.


vrijdag, juni 05, 2009

Macho

De blikrantsoenen, die Pap en ik ontvingen, waren afkomstig uit de overtollig geworden voorraden van diverse legers, die nog niet lang geleden in WO II als vijanden tegenover elkaar hadden gestaan. Nooit zal ik de smaak vergeten van de Engelse meat and vegetables, de Amerikaanse gedroogde corned beef en het Japanse vlees met gefermenteerde sojabonen; taotjo heette de laatste. Wij lieten het ons goed smaken. Het ingeblikte krachtvoer bleek niet alleen goed voor vechtende soldaten aan het front maar ook voor ex-gevangenen bijzonder geschikt om aan te sterken.


De stad Semarang was een door Nederlanders gecontroleerd gebied. De enclave werd belegerd door de strijdkrachten van de Indonesische Republiek. Het was voor ons heel vervelend, dat de Indonesiërs de centrale van de waterleiding in handen hadden. Zij kenden echter de kracht van het Nederlandse leger en durfden de kraan niet geheel dicht te draaien uit vrees hiermee een aanval uit te lokken. Zuinigheid met water was dus geboden. De belangrijkste slachtoffers van de waterschaarste waren de twee zwembaden.

De HBS was vlak voor de oorlog gebouwd. Het was een strak gelijnd gebouw met een verdieping. Heel bijzonder voor die tijd was het zwembad, dat men op het schoolterrein had aangelegd. Het stond nu geheel droog.

Enkele honderden meters verderop lag het gemeentelijk zwembad , dat zich mocht verheugen in een groot aantal bezoekers. Het waren vooral militairen en scholieren, die hier vermaak en verkoeling zochten. In de tien maanden dat ik in Semarang verbleef heb ik nooit meegemaakt, dat het water geheel werd ververst. Als de cumulatie van ongerechtigheden, die uit de diverse lichaamsopeningen van de zwemmers in het water waren terechtgekomen, een onacceptabel hoog niveau had bereikt, dan werd met kwistige hand een desinfecterende chloorverbinding aan het badwater toegevoegd. Na verloop van tijd was het zwemwater een lichtgroene troebele soep geworden, waarvan de geur van chloor tot in de wijde omtrek waarneembaar was.


De Semarangse wijk Tjandi, waar ook de Van Deventerschool lag, was gebouwd op een heuvel. In Holland zou deze heuvel een berg genoemd worden. Ondanks het hoogteverschil en de afstand ging ik vrijwel elke middag naar het zwembad 'beneden'. Bij deze wandeling had ik vrijwel altijd gezelschap van een paar medeleerlingen van de HBS. Ik herinner mij Leen Verni, Arie Noordam, Christien Wempe en Ruud Schmitt.

Een geregelde busverbinding ontbrak. Er was vrijwel uitsluitend militair vekeer. Als wij geluk hadden konden wij meeliften met een 'weapon carrier'. Dat was een voertuig groter dan een Jeep en kleiner dan een vrachtwagen. De meest succesvolle manier om een lift te krijgen was verschuilen achter een boom en het school vriendinnetje met de duim omhoog langs de weg te laten staan. Er was een groot vrouwen tekort. Voor een wapperende rok bracht iedere militaire chauffeur de wagen met piepende remmen tot stilstand.


Al spoedig was ik donker roodbruin verbrand door de zonnestralen, die het duidelijk gewonnen hadden van de blekende werking van het chloor. Ter verbetering van mijn fysiek uiterlijk deed ik thuis de hiervoor benodigde gymnastiek oefeningen.

Sommige jongens hadden een idool, die in de meest letterlijke zin een voorbeeldfunctie vervulden. Vaak diende hiervoor een acteur uit een cowboy film. Als zij de bioscoop uitliepen hielden zij hun armen op enige afstand van hun lichaam om zodoende ruimte te geven aan hun enorme spieren, die zij zich in hun fantasie hadden toebedeeld. Ook liepen zij licht wijdbeens alsof zij nog maar net waren afgestegen na een lange rit te paard.

De ideale lichaamsbouw voor een jongeman was die van een omgekeerde piramide. Dat wil zeggen brede schouders en smalle heupen. Dit kon worden geaccentueerd door je overhemd van onder de pijpen van je korte broek strak onder je riem door te trekken. Om te zorgen dat het goed bleef zitten zette je het met veiligheidsspelden vast aan je onderbroek.

Dankzij de 'indoor training' kon ik van mijn buik weer een wasbord maken en mijn borstspieren onafhankelijk van elkaar bewegen. Dat laatste demonstreerde ik in het zwembad. 'Kan jij dit ook?' vroeg ik aan een groep meisjes. Als gevolg van hun Victoriaanse opvoeding keken zij strak voor zich uit en bestond hun reactie slechts uit een trilling van de mondhoeken.

Voor mij bleek er dus geen succes bij de meisjes te zijn weggelegd. En dat terwijl ik mij zo had uitgesloofd om met gymnastiek oefeningen een aantrekkelijk uiterlijk te krijgen. Helaas alles voor niets. Ik troostte mij met de gedachte, dat het misschien wel goed geweest kon zijn voor mijn gezondheid.


Tientallen jaren later, toen mijn spieren reeds door een dunne speklaag waren overwoekerd, ontmoette ik deze 'meisjes van toen' weer tijdens een school reünie.

'Je was het idool van de lagere klassen', vertelde Maud Dinsbach.

De opperste verbazing was duidelijk van mijn gezicht af te lezen. Er volgde een gegiechel alsof dertig jaren waren weggevallen.

'Jammer voor je hè, dat je het toen niet wist.'