zondag, juli 18, 2010

Revolutie

Op 15 augustus 1945 eindigde de Tweede Wereldoorlog. Twee dagen later werd de Republik Indonesia uitgeroepen, die zich verzette tegen de terugkeer van het Nederlandse koloniale gezag. De oorlog werd zodoende vervangen door een revolutie. De jonge republiek was echter nog niet in staat om overal zijn gezag te laten gelden om daarmee orde en rust te handhaven.

Er liepen grote groepen mannen gewapend met bamboespiesen over de MULOweg. Waren het vrijheidsstrijders of plunderaars? Uiterlijk waren ze moeilijk te onderscheiden. In het gangetje naast het huis van de Portiers hadden zich mannen verzameld. Zij waren afkomstig van de kampong achter het huis. De met spiesen gewapende groepen lieten de familie Portier ongemoeid.


Op 26 november 1945 werden alle mannen, vrouwen en kinderen van Nederlandse afkomst geïnterneerd. Zij werden met vrachtauto's opgehaald. Voor Julie kwam het op een wel zeer ongelegen tijdstip. Zij had malaria en rilde van de koorts. Haar vader mocht nog even uit de vrachtauto stappen om een extra deken te halen. Zij werden ondergebracht in het voormalig jongensinternaat. De behandeling was redelijk goed, het eten karig. Erger was het gebrek of totale afwezigheid van een aantal medicijnen. Vader Portier werd ernstig ziek, vermoedelijk longontsteking. Hij werd opgenomen in een ziekenhuis. Vrouw en kinderen mochten hem niet bezoeken. Toen hij op 24 december 1945 op 64-jarige leeftijd stierf was er slechts een nicht, Fien Portier, aan zijn sterfbed. Ook was het zijn vrouw en kinderen niet toegestaan zijn begrafenis bij te wonen.

De strijdgroep Pemoeda Repoeblik Indonesia (Jongeren van de Republiek Indonesia) was verantwoordelijk voor deze hardvochtige regels.

Zij werden gelukkig spoedig vervangen door de Tentara Keamanan Rakjat (Volksveiligheidsleger). Eind januari mochten de geïnterneerden even naar hun huis om wat eigendommen op te halen. Vele huizen waren echter volledig geplunderd.Het huis van de Portiers was gespaard gebleven. Ma Portier begaf zich direct naar het fietsenhok, waarvan de vloer bestond uit aangestampte aarde. Na even graven met een schop vond zij de stopfles waarin zij de juwelen had bewaard. De kinderen verzamelden de kostelijke fotoalbums, die later naar Holland werden meegenomen.

Hoe komt het dat het huis van de Portiers als één van de weinige niet was leeggeroofd? Hadden de bewoners van de kampong achter het huis er voor gezorgd? Was het uit dankbaarheid voor wat de familie gedaan had voor de kebon en Kruimeltje?


Na enige tijd werden de kampbewoners verspreid over een aantal ondernemingen, zoals men toen de plantages noemde. De stafemployés waren allemaal reeds vertrokken. Zij hadden gewoond in de huizen, waarvan de ruime tuinen aan elkaar grensden. Door prikkeldraad rond het complex te spannen werd een 'beschermingskamp' gecreëerd. Om de één of andere reden werd er met de bewoners rondgezeuld en moesten zij menigmaal naar een ander kamp verhuizen.


Het dagelijks verstrekte eten was 'te veel om dood te gaan en te weinig om te leven'. Wat dat laatste betreft kon feitelijk gesproken worden van een onvolwaardig leven. Men had het vermogen tot reproductie verloren en als nevenverschijnsel ook het schaamtegevoel. Maar toen later de voedselsituatie verbeterde, was het verrassend te zien hoe gauw de mensen herstelden. Vrouwen en meisjes werden overrompeld door de constatering, dat zij zwanger bleken te zijn zonder dat zij eerst ongesteld werden als indicatie, dat het lichaam weer normaal funtioneerde.


In de loop der tijd werd het regime milder en de bewaking minder streng. Het interneringskamp ging steeds meer lijken op een echt beschermingskamp. De familie Portier werd na een omzwerving op een onderneming ondergebracht, dat op loopafstand verwijderd was van een natuurzwembad. Tot grote vreugde mocht men onder bewaking van enkele soldaten gaan zwemmen. Vrijwel niemand bezat nog een zwempak. De meisjes zwommen in onderbroek en onderjurk. Het kon niemand wat schelen, dat het nat geworden textiel hier en daar doorzichtig werd. Het zal voor de bewakers een stimulans zijn geweest om deze geïnterneerden zo vaak mogelijk naar het zwembad te begeleiden.


Enkele maanden voordat de kampbewoners naar Batavia zouden worden geëvacueerd moesten zij naar Solo verhuizen, waar de meeste van hen vandaan kwamen. Zij kwamen terecht in de wijk Lodji Wetan, dat als beschermingskamp was ingericht.

Enkele kinderen mochten de middelbare school bezoeken. De uitverkorenen waren Julie, haar nichtje Jossie Henssen en Eugene Kiliaan. Niemand wist waarop deze keuze was gebaseerd. Geëscorteerd door een soldaat gewapend met een geweer liepen zij elke dag naar school. Klein foutje in het scenario: De lessen werden in het Indonesisch gegeven en voor het drietal bijna niet te volgen. Daar was best wel begrip voor. De meeste leraren hadden vroeger een Nederlandse basis opleiding gehad. De wiskunde leraar was zo vriendelijk zijn lessen in het Nederlands te vertalen.

Het bezoek aan de school was een welkome afleiding om het wachten op de evacuatie te bekorten.

Kruimeltje

Op 8 maart 1942 capituleerde het Koninklijk Nederlands Indische Leger. Van Piet en Fien Portier raakte niet alleen hun zoon Bob, maar ook hun schoonzoon Piet Henssen in krijgsgevangenschap. Ietje en Piet woonden met hun drie dochters, Jossie, Enie en Vonnie in Surabaya. Nu Piet er niet was trok Ietje voor alle veiligheid in bij haar ouders in Solo. Voor het gezinnetje werd een extra kamer verkregen door een deel van de voorgalerij af te schutten.


Aan de krijgsgevangenen werd geen salaris uitgekeerd. Bovendien verloren de meeste Indisch Nederlandse mannen en vrouwen hun baan. Piet Portier was bij het uitbreken van de oorlog al acht jaar met pensioen. Dit pensioen ontving hij rechtstreeks van het residentiekantoor, waar hij vroeger had gewerkt.

Had hij tijdens de Japanse bezetting als Indische Nederlander nog recht op deze uitkering? Misschien niet. Hebben zijn voormalige Indonesische collega's er voor gezorgd, dat hij toch zijn pensioen kreeg? Door de chaos van de revolutie, die uitbrak bij het einde van de oorlog, kon hier nooit een antwoord op worden gevonden.


Eén enkel inkomen, het pensioen, was weinig om zo veel volwassenen en kinderen te onderhouden.Ter bestrijding van de kosten werd de piano te gelde gemaakt en de oogst van de vruchtbomen werd niet meer zelf geconsumeerd maar verkocht.

Op een middag werd langzaam en knarsend de tuindeur geopend. De familie zag niet geheel vrij van angst twee Japanners het erf op lopen. Vader Portier liep hen snel tegemoet. Ze troffen elkaar ter hoogte van het tuinmeubilair. Het tweetal woonde in het voomalig seminarie. Zij bleken tot de civiele tak van de Japanse bezettingsmacht te behoren. Het gesprek met Vader Portier vonden zij blijkbaar erg gezellig. Zij namen zelf 'biro', saké en zoutjes mee. Verder dan het tuinzitje kwamen zij niet. Toch was het hun niet ontgaan, dat de familie bestond uit een groot aantal jonge vrouwen en kinderen. Zij vroegen aan Vader, of zijn dochters sokken voor hen konden breien. Inderdaad bezaten zij die vaardigheid was Vaders antwoord. Al de volgende middag kwamen zij met strengen breikatoen. De maten van de sokken, de benodigde hoeveelheid breikatoen, de kosten en de verdere afspraken liepen allemaal via Vader. Eén van hen bracht een streng zijdegaren mee. Japanners hebben moeite met het uitspreken van de 'l'; silk werd door hem als 'siroek' uitgesproken. Na consultatie van zijn dochters begreep Vader, dat het dus zijde betrof. Van de dochters kreeg deze Japanner de bijnaam Siruk. Nooit hebben zij enige toenadering tot de meisjes gezocht. Deze Japanners in civiele dienst werkten op het voormalige residentiekantoor, dat onder een andere naam met vrijwel dezelfde ambtenaren het werk deed. Het kan bijna niet anders of deze Japanners hebben van de ex-collega's van Vader gehoord wie de heer Portier en zijn staat van dienst was.


Mannen, vrouwen en kinderen met 100% Nederlands bloed werden opgesloten in mannen-, vrouwen- jongenskampen. De kinderen konden daardoor geen geregeld onderwijs krijgen. Het geven van onderwijs aan de Indisch Nederlandse kinderen, die buiten de kampen waren gebleven, was verboden. Deze nakomelingen van de voormalige overheersers moesten dus dom blijven. Truus en Julie zijn dus gedurende de Japanse bezetting niet naar school gegaan. Een buurmeisje zat voor de oorlog met Julie op de MULO in een parallelklas. Als Indonesische mocht zij gewoon naar school gaan. Gedurende de gehele oorlog kwam zij bij de pagger om Julie te vertellen over de gebeurtenissen op school. Persoonlijke vriendschap is belangrijker dan etnische en politieke verschillen.


Voor de oorlog werd Java overspoeld door agaatslakken. Wij noemden ze 'bekitjots'. Het waren vuistgrote slakken die al het groen, dat ze tegen kwamen langzaam doch zonder ophouden opvraten. In 1944, met het einde van deoorlog in zicht groeiden de voedseltekorten. Men had ontdekt, dat de agaatslakken goed eetbaar waren door het slijm in kalkwater af te spoelen. Even bakken of roosteren en je had vlees bij je maaltijd. Niet lang na de ontdekking van de eetbaarheid van de slakken was het afgelopen met de slakkenplaag. De bekitjots waren echter bij lange na niet voldoende om de hongersnood te lenigen.

Opeens was hij er. Een broodmager jongetje zat op de muur bij het hek. Zijn armen en benen staken als stokken uit de vale vodden, die hij als kleding droeg. Hoe oud hij was kon men moeilijk schatten. Door voedselgebrek had hij waarschijnlijk een groei achterstand opgelopen. Moeder Portier schepte een portie rijst met toespijs op een emaille bord en liet het door één van de kinderen aan Kruimeltje geven. Ja, Kruimeltje, zo noemden de kinderen hem. Hij kwam dagelijks bij het hek voor zijn bord eten. 'Kruimeltje is er weer,' hoorde men elke dag één van de dochters roepen. Dat was het sein om zijn portie rijst op te scheppen.

Het jongetje kwam van de kampong achter het huis van de Portiers. Meer wist men niet van hem.


Zie op www.doppert.nl het verhaal 'Kebon'




zondag, juli 04, 2010

Pensioen

1935, Soerakarta, MULOweg……’Je gaat niet in je hansop. Kleed je netjes aan’ gebood mijn moeder, ‘Het is feest bij Tante en Oom.’ Aldus ging ik als zesjarig jongetje heel wat netter gekleed dan gewoonlijk naar de buren om er te spelen. Ze hadden een schaduwrijk en in mijn ogen een immens groot erf met talloze vruchtbomen. Op die bewuste dag vierden Oom Piet en Tante Fien Portier hun zilveren bruiloft. Dat zij ooit mijn schoonouders zouden worden, daar had ik totaal geen vermoeden van. Zij hadden een dochter, een tenger meisje met lange benen, dat sneller kon rennen dan ik. Het kwam in de verste verte niet bij mij op, dat zij bijna een kwart eeuw later mijn vrouw zou worden. De herinnering aan deze dag was geheel vervaagd, totdat ik het kiekje zag in één van de fotoalbums van mijn schoonfamilie. Ik zit daar tussen de leden van de familie alsof ik er al bij hoor. Een foto, die de toekomst lijkt te voorspellen.

Wat nam je mee als je onverwacht een interneringskamp in moest? Kleren, geld en juwelen voorzover je die nog had. En als je niet al te erg in paniek was geraakt ook nog de zware fotoalbums. Oorlog, revolutie en chaos. Van alle dingen, die je hebt kunnen redden, hebben oude familiefoto’s wel de grootste emotionele waarde.

Bladerend door één van de albums vond ik op de laatste bladzijde een knipsel van een krantenartikel. Het stuk stond in de ‘De Nieuwe Vorstenlanden’ van 31 maart 1933 No.73. Het betreft de pensionering van mijn schoonvader.



000000


NA DRIE EN DERTIG JAREN DIENST



Een voor bijna alle Solonezen bekende ambtenaar zal in Mei den dienst met pensioen verlaten, na het Gouvernement drie en dertig jaar en vier maanden trouw gediend te hebben.

De Heer P.Portier, Hoofdcommies op het Gouverneurskantoor, de vraagbaak van alle BB ( Binnenlands Bestuur ) ambtenaren, de hulpvaardigheid zelve, begon zijn loopbaan op een salaris van f.10-

Op dat loon werkte hij twee en een half jaar en trad in dienst op 24 Januari 1900.

Men vrage dus niet hoeveel Assistent Residenten de heer Portier heeft zien komen en gaan, evenals dit gezegd kan worden van de Residenten. Vanaf Resident de Vogel kende hij alle opvolgers!

Portier timmerde niet aan den grooten weg, is steeds bescheiden gebleven, deed zijn dienst naar behoren, was voor zijn chefs de rechterhand. Er kon niet iets gebeuren of Portier werd er bij gehaald en Portier wist precies in welk staatsblad dat en dat voorkwam.

Vier maanden lang in 1929, van Augustus tot October, heeft Portier het ambt van Gewestelijk Secretaris waargenomen, waarvoor hem een bijzondere tevredenheidsbetuiging werd toegekend, en toen hij voor die vier maanden een toelage vroeg, ondersteund door Gouverneur van Helsdingen ( de Gouverneur van Soerakarta), werd hem dit geweigerd. En toch was hier bekend, dat anderen bij waarneming van een ambt wel een toelage werd toegekend.

Wij willen hier een klein uittreksel geven van de tevredenheidsbetuiging.


………, van 1 Augustus tot 7 October 1929 tegelijk met zijn eigen functie de betrekking van Gewestelijk Secretaris op loffelijke wijze heeft waargenomen door al welke werkzaamheden hij bewijzen heeft geleverd van buitengewone

ijver en plichtsbetrachting…


Ziet kan het mooier?

Het is ons dan ook zeer opgevallen, dat P. geen andere betuiging van Regeringsdank is toegekend!

Maar wij zijn overtuigd, dat Portier hier niet voor werkt en gewerkt heeft. Het personeel en de chefs zullen hem echter niet vergeten.

Wij laten hieronder zijn staat van dienst volgen.

Hij is begonnen als klerk op het Residentiekantoor op f.10- op den 24en Januari 1900, twee jaren later kreeg hij tien gulden verhooging, om zes maanden later van hetzelfde jaar een sprong te maken van f.30-, waarop zijn salaris dus werd f.50-. Den 25en Juni 1904 werd het salaris vermeerderd met f.10-. In 1905 werd hem alweer f.5- vermeerdering van salaris gegeven, totdat eerst op den 4en Januari 1915 zijn benoeming tot 1e klerk op het Assistent Residentie kantoor volgde. In hetzelfde jaar volgde zijn benoeming tot 1e commies op datzelfde kantoor en in 1928 zijn benoeming tot Hoofdcommies bij de algemeene kantoordienst van het BB in het Gouvernement Soerakarta volgde.

Wij wenschen de Heer P.Portier een lang en aangenaam pensioenstijd.


000000


Tot zover het krantenartikel.

Uit het feit dat de weigering van de toelage vier jaar later nog uitgebreid in een krantenartikel wordt beschreven, mag men afleiden, dat de verontwaardiging in ambtelijke kringen erg groot moet zijn geweest. Een Gewestelijk Secretaris was lid van het BB en doorgaans een in Holland opgeleide jurist.

De waarneming van het ambt is mijn schoonvader kennelijk niet al te zwaar gevallen. Hij vervulde het naast zijn normale werkzaamheden.

Wat was de reden van Gouverneur Generaal de Graeff om het verzoek te weigeren?

Zou toekenning van een toelage een erkenning betekenen, dat ook een een Indo met alleen maar Lagere School en een goed verstand deze functie best kon vervullen?

Dit zou immers ook betekenen, dat hij in principe toegelaten moest kunnen worden tot het korps van het Binnenlands Bestuur.

Heeft men wellicht geluisterd naar het algemene advies van de regeringsadviseur Snouck Hugronje?

Het luidde: ‘Het keurkorps van het BB mag geen kleurkorps worden.’

Men kan er slechts naar gissen.



N.B. De salarissen lijken erg gering. Men mag echter niet vergeten , dat de prijs van voedsel toen heel erg laag was. Een portie rijst met toespijs kostte één cent en voor een halve cent meer kreeg je er nog een ei bij. Dat is bij elkaar nog net geen halve Eurocent.

Vrije Tijd

Circa veertig kilometer ten oosten van de stad Solo verheft zich de Lawu; een dode vulkaan die sinds enkele tientallen jaren geen activiteit meer vertoont. Hete bronnen in de omgeving herinneren er aan , dat de Lawu niet dood is, maar slechts sluimert.

Op de helling van de berg bevindt zich het vakantiedorp Tawamanggu. De verschillende typen villa's en bungalows zijn eigendom van welgestelde particulieren. Tijdens de schoolvakanties echter worden veel van deze huizen verhuurd. De temperatuur van dit dorp is circa 25°C, hetgeen tamelijk fris aanvoelt vergeleken bij de 30°C in Solo.


De familie Portier huurde elk jaar dezelfde geriefelijke bungalow met een terras, waarop het goed toeven was. 'sAvonds daalde de temperatuur en was het dragen van een jas of vestje zeker niet overbodig. Er was altijd aanloop van vrienden of familie 'van beneden', die voor de gezelligheid een paar dagen bleven logeren.

Vrijwel direct na aankomst van het gezin op het vakantie adres meldde zich Gareng met zijn begeleider bij het tuinhek. Gareng was een pony, die zijn naam ontleende aan een clown in het wayangspel. Zij wisten, dat de jongste dochter gek was op paarden en het berijden van deze dieren. In de vakantie werd bijna dagelijk Julies lievelings paard Gareng gehuurd om ritjes in de omgeving te maken. De begeleider, een jonge man week niet van haar zijde. Bij niemand kwam de gedachte op, dat hij in plaats van te beschermen haar kwaad zou kunnen doen.

Graag reed Julie via een zandpad door het tropische regenwoud naar Grojokan Sewu, waarvan de naam letterlijk betekent Waterval Duizend. Het was een fascinerende aanblik hoe omgeven door een mantel van schitterende druppels het water zich van grote hoogte onder aanhoudend geraas zich stortte in het heldere bergmeer.


Buiten de grote schoolvakanties werden veel vrije dagen gevuld met logeerpartijen bij familie. Meestal betrof het zusters van Ma Fien. Zo logeerde Julie menigmaal bij oom Otto en tante Em Lincklaen Arriëns in Semarang.

Nog leuker waren de logeer partijen op een suiker-of tabaksonderneming. Oom Albert en tante Aaien Ameln hadden een zoon en een dochter, Fred en Loes, van dezelfde leeftijd als de kinderen Portier. Oom Albert was 'mijn' oom Frans Beem opgevolgd als administrateur van de onderneming Kemoedho. In de voortuin met het karakteristieke Shiwa beeld hebben in een wat latere periode ook Julie en Truus gespeeld. Vanuit Kemoedho ondernamen de beide gezinnen diverse uitstapjes.

Zij brachten een dag door in Kali Urang, een vakantieplaats op de helling van de Merapi. Het zwembad dat berucht was om het ijskoude water lag aan de voet van een grote heuvel, de Plawangan. Een groot deel van de dag lag het zwembad gevangen in de schaduw van deze heuvel tot de eerste verlossende zonnestralen verschenen om het water op te warmen. En als eindelijk de temperatuur tot een aangename hoogte was gestegen verdween de zon weer achter de horizon.

Van de Borobudur herinnert Julie zich, dat zij deze Hindu tempel meerdere malen heeft bezocht. Het was er altijd heel erg warm. Men doet er goed aan deze tempel te bezoeken bij zonsopgang- of ondergang en niet alleen vanwege de temperatuur. Het 'strijklicht' doet de reliëfs mooier en duidelijker uitkomen.

Parangtritis mocht aan het programma van uitstapjes niet ontbreken. Het was een toeristisch vissersplaatsje aan de zuidkust van Yogyakarta. Door de hitte op het strand werd je voor verkoeling in zee gedreven. Met nadruk werd er op gewezen geen groene kleding te dragen. De godin van de zuidzee, Dewi Lòrò Kidul, kon die kleur niet verdragen. Bij het zien van een in het groen geklede persoon ontstak zij in woede en sleurde de ongelukkige in de onderzeese kerker van haar kasteel.

Solo

Pieter Portier en Josephine Portier -Mouthaan hadden voor de oorlog een groot oud huis. De afmetingen van de tuin waren in overeenstemming met die van het huis. Het erf werd omzoomd door talrijke vruchtbomen. Er bleef echter genoeg ruimte voor de kinderen over om in de tuin te leren fietsen en met de buurkinderen de in die tijd favoriete spelletjes te doen. Het echtpaar had zes kinderen, Ietje, Rena, Leo, Truus, Julie en de enige zoon Bob. Het verschil in leeftijd tussen de oudste dochter Ietje en de jongste Julie was zestien jaar.


Aan het ene eind van de Muloweg stonden aan weerszijden de Katholieke kerk en het Nonnenklooster. De beide gebouwen waren gescheiden door een heel smal deel van de weg, die zich na een honderd meter een drievoud aan breedte toenam. Direct rechts van de weg was het huis van de de familie Portier. Schuin tegenover de Portiers stond het Katholieke Seminarie, dat in de volksmond de 'Broederschool' werd genoemd. De weg vervolgend vond men aan de linkerzijde de Katholieke Lagere School en aan de rechterkant het paleis van prins Kusumoyudo.

De weg eindigde bij een T-kruising. In het midden van de horizontale balk van de T was één van de poorten die naar het Mangkunegaran paleis leidde.

Rond 1900 werkte vader Piet Portier als klerk op het Residentie kantoor. Eén van zijn collega's heette Raden Mas Suparto, een jongen van adellijke afkomst. In 1916 volgde Suparto zijn oom op en werd prins Mangkunegoro VII. Tussen vader Portier en deze prins bestond niet alleen een vriendschappelijke maar ook een zakelijke relatie. Portier stond bekend om zijn ijzersterk geheugen, waarmee hij in de reeks eeuwenoude archieven de diverse contracten tussen de vorsten en de koloniale overheid kon terug vinden. Ook die andere Solose vorst Zijne Vorstelijke Hoogheid Susuhunan Paku Buwono X maakte graag gebruik van de kennis van Portier. Deze laatste vorst werd gemakshalve met 'de Sunan' aangeduid.

Het echtpaar Portier werd altijd uitgenodigd bij een feestelijke gelegenheid in het paleis van de Sunan, de Keraton Hadiningrat Surakarta of in dat van de Mangkunegoro, de Istana Mangkunegaran.


Vele Indonesische vorsten gedroegen zich als gezagsgetrouwe onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden. Zij vergaten echter niet, dat de Nederlanders in feite bezetters waren van hun land. De Sunan had een opmerkelijke manier om zijn ongenoegen hierover te laten blijken. Hij deed dit door de grenzen van de Nederlandse gedragsnormen wat op te rekken.

Een voorval tijdens één van de hofbals in de Keraton heeft zich onuitwisbaar in het familiegeheugen vastgeklonken:

Ma Portier had de eer door de Sunan, die de Europese dansen uitstekend beheerste, ten dans gevraagd te worden. Tijdens een Weense wals maakte hij haar een compliment, 'Mevrouw, wat hebt U mooie benen.' Een halve eeuw later kon Ma Portier nog altijd met grote verontwaardiging opmerken, 'Hoe kon hij dat nou weten. Ik droeg toch een lange jurk. Onbeschoft is die Sunan.'


Er deden talrijke verhalen de ronde hoe de Sunan zowel eenvoudige Nederlandse burgers als hoge ambtenaren schoffeerde om zijn ongenoegen met de koloniale overheersing tot uitdrukking te brengen. Of het allemaal echt gebeurd is kan helaas niet meer worden nagegaan.


Op de feesten aan het hof was het gebruikelijk, dat wanneer de Sunan een dame had uitgekozen voor een dans, hij zijn adjudant opdracht gaf de betreffende dame naar hem te begeleiden. Op een keer keek hij de vrouw verbaasd aan en zei tegen de adjudant, 'Ndah ini, yang lain. (Niet deze, die andere)'. Begeleid door de adjudant liep zij over de marmeren dansvloer terug naar haar plaats aan de overzijde van de zaal. Na een een knikje van de Sunan kreeg haar buurvrouw de eer om met zijne Vorstelijke Hoogheid te mogen dansen.


Bij een andere feestelijke gelegenheid had de Sunan drie keer of meerdere malen dezelfde danspartner. Als waardering liet hij de volgende dag bij deze knappe doch getrouwde dame, een grote diamant van zeldzame helderheid bezorgen. Met dank, doch niet zonder ontsteltenis, moest zij deze buitensporig grote attentie in ontvangst nemen. Al gauw kwam dit voorval terecht in het roddel circuit. Het werd sterk in twijfel getrokken, dat de ontmoeting met de Sunan zich had beperkt tot de dansvloer. En de diamant? Die werd in de verhalen alsmaar groter en kostbaarder.


Het was gebruikelijk, dat een Nederlandse ambtenaar van het Binnenlands Bestuur op gezette tijden bij de Sunan op audiëntie kwam om met hem de lopende zaken te bespreken. Het gebeurde een keer, dat tijdens een bespreking de Sunan naar een bediende wenkte en haar meedeelde, 'Kencing, kencing (Plassen,plassen).' Zij kwam toen met een plaspot en bracht deze vakkundig op de juiste plaats onder zijn kain. De Sunan ging onder het geluid van gedempt gekletter gewoon verder met het gesprek


De Sunan maakte graag reizen over Java buiten de grenzen van zijn rijk. Dit moest het Nederlands Indische Gouvernement met tegenzin toestaan. Het kostte veel geld om de Sunan met het gebruikelijke grote gevolg met de trein naar de gewenste bestemmingen te brengen. Erger vond men de toejuichingen van de samen gestroomde menigten in Surabaya en Malang. Hiermee maakte het volk duidelijk, dat zij de Sunan en niemand anders erkenden als de legitieme heerser over Java.



NB.

Zie voor de beschrijving van de tuin de verhalen:

'Putri Solo' op de website www.doppert.nl

'Spelen in Solo' op de weblog 'vertellingenvanlouis'